In het Belastingplan 2017 en de daarbij behorende amendementen zijn twee maatregelen genomen om innovatie verder te stimuleren. De beide maatregelen hebben betrekking op de beloningsaspecten van medewerkers van innovatieve bedrijven. De maatregel voor het gebruikelijk loon is in 2017 ingegaan en de maatregel voor het fiscaal vriendelijk belonen van personeelsleden gaat in 2018 in. Wat betekenen de beide maatregelen nu voor de praktijk?
Lager gebruikelijk loon voor innovatieve startups
De maatregel betreffende het gebruikelijk loon is bedoeld om een probleem op te lossen waar veel startende ondernemers die een B.V. starten tegen aanlopen: de hoogte van het gebruikelijk loon. Als er op basis van de regels in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 een salaris voor de aanmerkelijk belanghouder moet worden vastgesteld, is dat vaak zo hoog dat het de betalingscapaciteit van de startende onderneming overschrijdt. Op grond van de regels voor het gebruikelijk loon moet dat loon worden vastgesteld op:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
- het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de B.V., of met de B.V. verbonden andere besloten vennootschappen
- € 44.000
Met de nieuwe handreiking is het voor innovatieve startups mogelijk om het salaris van de DGA vast te stellen op ten minste het minimumloon. Dan moeten ze beschikken over een S&O-verklaring en daarin worden aangemerkt als starter. In de praktijk betekent dit dat de eerste drie jaar een salaris kan worden vastgesteld dat lager ligt dan het loon dat op grond van de gebruikelijk loonregeling moet worden vastgesteld. Deze maatregel geldt voor DGA’s die niet verplicht verzekerd zijn voor de premies werknemersverzekeringen. Zijn ze wel verplicht verzekerd, dan gelden er aanvullende voorwaarden en moet een verklaring gevraagd worden bij RVO.nl. Pas als die haar akkoord heeft gegeven, mag van het lagere loon uitgegaan worden. RVO.nl zal dan toetsen of het premievoordeel niet een bepaald plafond overschrijdt, het zogenaamde de-minimusplafond. Voor nu gaat het te ver om verder in te gaan op de systematiek om het de-minimusplafond te bepalen.
Dit is een voor de praktijk nuttige maatregel, omdat het voor een bepaalde groep ondernemers makkelijker zal zijn om vanuit een B.V. te starten. Dit zonder dat ze het risico lopen dat er later een discussie met de Belastingdienst ontstaat over de hoogte van het gebruikelijk loon. Helaas is de startersregeling niet breder getrokken, zodat alle startende ondernemers van de maatregel gebruik kunnen maken. DGA’s met een verliesgevende B.V. of lage winsten kunnen helaas geen gebruik maken van deze maatregel als ze niet als innovatieve start-up kwalificeren.
Lagere belastingheffing over optievoordeel van innovatieve start-ups
De tweede maatregel om ondernemerschap verder te stimuleren, ziet op het beloningsvoordeel uit verstrekte opties door innovatieve start-ups.
Vanaf het jaar 2018 wordt het mogelijk om medewerkers van innovatieve startups fiscaal vriendelijk te belonen via het verstrekken van opties. Tot maximaal een voordeel van € 50.000 uit de uitoefening van de opties, wordt slechts 75% als loon aangemerkt. Dat betekent dat maximaal € 12.500 per jaar is vrijgesteld van loon-/inkomstenbelastingheffing. De opties moeten na minimaal 1 jaar en uiterlijk binnen 5 jaar worden uitgeoefend of vervreemd. In het jaar van toekenning moet de werkgever ook beschikken over een S&O verklaring en onder de startersregeling van de S&O-afdrachtvermindering vallen. Omdat hier sprake kan zijn van onterechte staatssteun, de salariskosten voor een bepaalde groep werkgevers daalt namelijk, moet er ook getoetst worden of het zogenaamde de-minimusplafond niet wordt overschreden.
Kortom twee maatregelen waar een selecte groep ondernemers een beroep op kunnen doen. De praktijk zal moeten uitwijzen of gezien de voorwaarden die aan de toepassing worden gesteld, er in ruime mate een beroep gedaan wordt op de maatregelen.
Ewoud de Ruiter is fiscaal jurist en directeur van 3RRR Belastingadviseurs bv