Een tandarts heeft een luxe woning laten bouwen waar hij vanaf 2012 woont. In geschil is of hij de onroerende zaak bij het vaststellen van de IB/PVV-aanslag terecht als privévermogen heeft aangemerkt.
Een tandarts-implantoloog heeft een woning laten bouwen van € 3.600.253. De woning heeft een oppervlakte van 363 m2 en is gelegen op een perceel van 3.750 m2. Tot de onroerende zaak behoort een dubbele garage met autolift, een botenhuis, berging en aanlegsteiger. Ook beschikt de woning over een binnenzwembad, een sauna en een stoomcabine. Op de bovenverdieping van de woning is een onzelfstandige werkruimte en een archiefruimte ingericht. Deze ruimten worden uitsluitend ten behoeve van de onderneming van de tandarts gebruikt. De tandarts werkt vier dagen per week op een tandartsenpraktijk. Op de vijfde dag en in de weekenden en avonden werkt hij vanuit zijn woning. Een medewerker werkt twee dagen per week vanuit de woning.
Ondernemersvermogen/Privévermogen
In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 heeft de ondernemer de onroerende zaak in zijn geheel aangemerkt als ondernemingsvermogen. De tandarts vindt dat de onroerende zaak keuzevermogen vormt en hij met de keuze voor ondernemingsvermogen binnen de grenzen der redelijkheid is gebleven. Ter onderbouwing voert hij aan dat meer dan 10% van de woning zakelijk wordt gebruikt en dat zakelijke motieven op de voorgrond hebben gestaan bij de beslissing om de woning te laten bouwen.
De inspecteur is het niet eens met deze redenering en vindt dat de onroerende zaak niet als ondernemingsvermogen, maar als privévermogen in aanmerking moet worden genomen. Volgens de inspecteur hebben privé-motieven op de voorgrond gestaan bij de beslissing om de woning te bouwen en is de tandarts niet binnen de grenzen der redelijkheid gebleven door de onroerende zaak aan te merken als ondernemingsvermogen. Ook vindt hij niet dat aan het zogenoemde 10%-criterium wordt voldaan. Volgens de inspecteur moet dit criterium niet getoetst worden op het niveau van de woning, maar op het niveau van de onroerende zaak als geheel.
Uitspraak rechtbank Den Haag
De rechtbank geeft de inspecteur gelijk: hij heeft de onroerende zaak bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 terecht niet als ondernemingsvermogen, maar als privévermogen aangemerkt. De rechtbank acht aannemelijk dat bij de bouw van de woning niet zozeer de onderneming, maar de persoonlijke wens om een comfortabele privé woonruimte ter beschikking te hebben voorop heeft gestaan. Voorts wordt de bijzonder kostbare onroerende zaak overheersend voor privédoeleinden gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de tandarts bij zijn wil om de gehele onroerende zaak tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen niet binnen de grenzen der redelijkheid is gebleven.