De NOB doet nogmaals een beroep op staatssecretaris Snel van Financiën om enkele spoedreparatie-maatregelen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 inzake de fiscale eenheid in te trekken.
De Orde dringt er bij Snel op aan dat de spoedreparatiemaatregelen niet worden ingevoerd en in ieder geval niet met terugwerkende kracht tot en met 25 oktober 2017, 11.00 uur. Als alternatief doet de Orde een voorstel voor een aanpassing van het huidige regime in een aanvullend commentaar op een brief die de Orde al op 3 november aan Snel stuurde.
Voorstel
Het voorstel van de Orde behelst dat ook in het buitenland gevestigde lichamen als dochtermaatschappij – en eventueel ook als moedermaatschappij – kunnen worden opgenomen in de fiscale eenheid. De aan de fiscale eenheid ten grondslag liggende neutraliteitsgedachte (een concern moet worden belast alsof er slechts één belastingplichtige is) wordt dan volgens de Orde maximaal recht gedaan. ‘Er zijn daarentegen weinig bezwaren van theoretische aard tegen een grensoverschrijdende fiscale eenheid. Bij het voegen van in het buitenland gevestigde lichamen in fiscale eenheid, is een aantal aandachtspunten te onderkennen, waarbij sommige van deze aandachtspunten aanleiding geven tot het invoeren van flankerende maatregelen.’
Voordelen
Het voorstel heeft volgens de Orde een aantal voordelen:
• het huidige fiscale-eenheidsregime kan in stand blijven;
• vanwege het overbodig worden van de Papillon-wetgeving is een vereenvoudig haalbaar;
• ook de huidige regels voor fiscale eenheden met buitenlandse lichamen met een Nederlandse vaste inrichting kunnen vervallen; en
• de flankerende maatregelen voor een grensoverschrijdende fiscale eenheid zijn goed identificeerbaar en kunnen worden ondergebracht in een speciale bepaling, zonder het ‘normale’ regime daarmee te belasten.
Aanleiding
Aanleiding voor deze brief is de conclusie van de advocaat-generaal (A-G) Campos Sanchéz-Bordona van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in twee zaken over de verenigbaarheid van het Nederlandse fiscale-eenheidsregime in de Wet Vpb 1969 met het EU-recht. Uit de conclusie van de A-G volgt dat de zogenoemde per-elementbenadering – door het HvJ EU (in een Franse zaak) geïntroduceerd in het arrest Groupe Steria – waarschijnlijk ook van toepassing is op het Nederlandse fiscale-eenheidsregime.
De staatssecretaris heeft ervoor gekozen om het verschil tussen de binnenlandse situatie en de grensoverschrijdende situatie weg te nemen door de fiscale gevolgen voor de binnenlandse situatie te verslechteren. De Orde plaatst hierbij vraagtekens of dit wel de juiste weg is. Indien de staatssecretaris wil vasthouden aan een aanpassing van het fiscale-eenheidsregime voor binnenlandse situaties, zou de Orde zou er voor pleiten dat bestaande situaties buiten het toepassingsbereik van de spoedreparatie komen te vallen. Hiermee worden gerechtvaardigde verwachtingen van belastingplichtigen beschermd, maar wordt tegelijkertijd voorkomen dat nieuwe planning wordt opgezet om gebruik te maken van een eventueel (voor de schatkist) ongunstige uitkomst van de aanhangige per-elementzaken.