Ook een stichting die voor een zeer gering percentage BTW-vrijgestelde activiteiten verricht, kan ondernemer zijn voor de omzetbelasting en deel uitmaken van een fiscale eenheid omzetbelasting.
De Rechtbank Gelderland kwam tot dat oordeel in een zaak van een onderwijsstichting, die de schoonmaakwerkzaamheden had ondergebracht in een aparte BV en liet uitvoeren door een schoonmaakbedrijf, met alles wat daarbij komt kijken (inclusief werving en ontslag personeel, salarisadministratie, boekhouding). De stichting dacht om deze manier een oplossing te hebben gevonden voor de hoge kosten voor schoonmaakpersoneel dat op de loonlijst stond en onder de voor de stichting (ongunstige) onderwijs-cao viel.
Fiscale Eenheid
In geschil was of de BV kon worden opgenomen in de Fiscale Eenheid Omzetbelasting (FE OB), met name of de BV voldeed aan de verwevenheidsvereisten, en als dat het geval was of sprake was van misbruik van recht. De Belastingdienst betwistte dat de stichting deel kon blijven uitmaken van de FE OB, omdat zij slechts voor 1% (vrijgestelde) ondernemersactiviteiten verrichtte. De rechtbank kwam tot de conclusie dat geen eisen worden gesteld aan de omvang van de ondernemersactiviteiten en bovendien bleek door de stichting aan alle verwevenheidseisen voor een FE OB te zijn voldaan. Zij vond niet dat deze constructie uitsluitend was opgezet om een belastingvoordeel te verkrijgen. Het behalen van btw-voordeel was niet het hoofdmotief. Er waren namelijk ook andere redenen voor de gekozen handelwijze, zoals een mogelijkheid om schoonmakers niet onder de onderwijs-CAO te laten vallen en het vermijden van een vierjaarlijkse aanbestedingsplicht. Ook was geen sprake van een zuiver kunstmatige constructie die geen verband houdt met de economische realiteit. Het schoonmaakpersoneel is namelijk in dienst bij de BV en niet bij het externe schoonmaakbedrijf. De rechtbank verklaarde het beroep van de stichting gegrond en de fiscus beet voorlopig in het stof.