Het ziet er niet naar uit dat de werkkostenregeling vereenvoudigd – lees: verbeterd – zal worden. Dat heeft staatssecretaris Snel van Financiën de Tweede Kamer laten weten.
In Kamervragen kwamen steeds drie wensen naar voren: de regeling moet logisch, eenvoudig en rechtvaardig zijn. Het Kabinet onderschrijft het belang van deze elementen, ‘maar helaas blijken deze in de praktijk vaak op gespannen voet met
elkaar te staan’, aldus Snel. Volgens de bewindsman ziet het kabinet ‘geen haalbaar alternatief’voor de huidige WKR. ‘Er spelen afbakeningsvraagstukken en waarderingsvraagstukken, misbruik moet voorkomen worden, de regeling moet handhaafbaar zijn en individuele bedrijven en sectoren mogen niet onevenredig hard geraakt worden waardoor uitzonderingen nodig zijn’. Met zijn antwoorden heeft de staatssecretaris gereageerd op mogelijke verbeterpunten die intermediairs en de Belastingdienst hebben aangegeven.
‘Rust nodig’
Het kabinet concludeert ‘dat een eenvoudige regeling voor de kwalificatie van vergoedingen en verstrekkingen niet mogelijk is’ en wil het systeem van de WKR handhaven. Bovendien blijkt uit de evaluatie dat werkgevers zijn gebaat bij rust op het gebied van de WKR, aldus Snel. Het kabinet kan zich dat goed voorstellen. Werkgevers hebben daarnaast meer keuzevrijheid dan onder het oude regime om vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij te geven. Daarmee is de WKR ‘toekomstbestendig’.
Personeelsleningen
Het kabinet benoemt de mogelijkheid tot het invoeren van een normrente voor personeelsleningen. Het eventuele rentevoordeel zal worden blijven gezien als loonbestanddeel van de werknemer. Nu moet de werkgever van iedere afzonderlijke lening, rekening houdend met de ingangsdatum en voorwaarden van de lening, een zakelijke rente vaststellen. Bij een normrente wordt de daadwerkelijk betaalde rente niet getoetst aan de zakelijke rente, maar aan de normrente.
Gerichte vrijstellingen
Wel wil het kabinet de suggestie overnemen dat het aanwijzen als eindheffingsloon van vergoedingen en verstrekkingen die gericht vrijgesteld zijn, niet meer nodig is. Voor het inruilen van gerichte vrijstellingen tegen een hogere vrije ruimte, rekening houdend met de gevolgen voor bepaalde sectoren, ziet het kabinet vooralsnog onvoldoende draagvlak. Mocht in gesprekken met het bedrijfsleven naar voren komen dat bepaalde gerichte vrijstellingen beter geschrapt kunnen worden in ruil voor een hogere vrije ruimte, dan zal het kabinet dit zeker overwegen.
Vormvrij
Het kabinet is er, na overleg met een expert van het Adviescollege Toetsing Regeldruk, van overtuigd dat de administratieve lasten toenemen als de aanwijzing van eindheffingsbestanddelen niet meer vormvrij mag plaatsvinden. Voor het kabinet telt dit meer dan de relatief beperkte positieve gevolgen voor de controle door de Belastingdienst.