Twintig centimeter meer of minder, wat maakt het uit? Soms veel: of een ondernemer wel of geen BPM betaalt bijvoorbeeld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft opnieuw benadrukt dat een voertuig pas kwalificeert als bestelauto voor de BPM, als het voldoet aan de inrichtingseisen. En met een twintig centimeter te lage kap is dat niet het geval, aldus het Hof.
De laadruimte van een gecontroleerde pick-up voldeed niet aan de fiscale maten, ondervond een kentekenhouder wiens voertuig een dubbele cabine had. Bij een controle op de Schipholboulevard werd de afwijking geconstateerd: ‘Pick-up dubbele cabine met geblindeerde kap over de laadruimte. De kap is te laag; 110 cm. 130 cm is vereist voor de hoogte van de laadruimte. Aan de lengte-eis 150 cm en 40% eis wordt wel voldaan.’ In de laadbak was een container geplaatst die als lading werd vervoerd, en de omschrijving van de inrichting luidde ‘open wagen’. Deze container was in de laadbak van de auto geplaatst en werd sindsdien door eigenaar als ‘lading’ vervoerd. Optisch was er volgens het Hof geen verschil tussen de situatie ten tijde van de controle en de latere situatie, maar toch is in het ene geval wel BPM verschuldigd en in het andere geval niet. Willekeur, vond de kentekenhouder. Maar het Hof was niet te vermurwen. De inrichtingseisen zijn streng en gelden voor iedereen. Daardoor is volgens het Hof geen sprake van willekeur.