Wie een schenking ontvangt en daarna binnen 180 dagen van diezelfde persoon erft, mag de al betaalde schenkbelasting volledig in mindering brengen op de te betalen erfbelasting. Dat heeft het gerechtshof in Arnhem onlangs bepaald.
Een man krijgt in 2015 twee schenkingen van zijn moeder: eenmaal € 5.000 (in maart) en eenmaal € 80.000 (in december). Hij doet, rekening houdend met de vrijstelling, aangifte schenkbelasting voor € 7.972. In april 2016 overlijdt de moeder. De man erft € 25.358. Omdat de moeder binnen 180 dagen na de laatste schenking is overleden, wordt die als fictieve erfrechtelijke verkrijging in de aanslag betrokken. Dat resulteert in een totale aanslag van € 8.535. Later wordt door de Belastingdienst € 6.470 aan schenkbelasting in mindering gebracht. Dat vindt de man te weinig. Hij maakt bij de rechter vergeefs bezwaar tegen de aanslag, waarna het gerechtshof zich over de zaak buigt.
Hoorplicht geschonden
Ter discussie staat de hoogte van de aanslag: is terecht niet het volledige bedrag aan schenkbelasting verrekend? Het hof oordeelt allereerst, net als de rechtbank, dat de fiscus de hoorplicht heeft geschonden door geen afspraak voor een hoorgesprek in te plannen en de gemachtigde van de man onaangekondigd heeft gebeld.
Vermindering evenredig of volledig?
Het hof wijst op het wetsartikel dat bepaalt dat schenkingen binnen 280 dagen voor het overlijden geacht worden krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. ‘Dit artikel strekt ertoe te voorkomen dat met het doen van schenkingen in het zicht van het overlijden belastingvoordelen worden behaald.’ De al betaalde schenkbelasting wordt dan in mindering gebracht op de erfbelasting. ‘De vraag die partijen verdeeld houdt, is of die vermindering moet worden berekend naar de mate waarin het geschonken bedrag deel uitmaakt van de totale erfrechtelijke verkrijging zoals de Inspecteur verdedigt, dan wel moet worden gesteld op het gehele bedrag aan schenkbelasting zoals bepleit door belanghebbende.’
Wettekst is duidelijk
De rechtbank heeft geoordeeld dat de fiscus terecht een evenredig deel van de totale erfbelasting (over € 105.358) toe heeft gerekend aan het gedeelte van € 80.000. Maar het hof denkt er anders over. De wet is namelijk duidelijk over hoe de vermindering moet worden toegepast. Daartoe citeert het hof: ‘De overdrachtsbelasting (…) en de schenkbelasting strekken in mindering van de belasting die verschuldigd is (…).’
Het hof ziet daarom geen reden om de vermindering te berekenen zoals de Belastingdienst heeft gedaan. ‘Evenmin komt naar het oordeel van het hof de vermindering van het gehele bedrag aan schenkbelasting in strijd met doel en strekking van artikel 12 van de SW, te weten het voorkomen van het ontgaan van erfbelasting door schenkingen kort voor overlijden. Immers, als in een concreet geval de vrijstelling voor de erfbelasting hoger is dan voor de schenkbelasting, komt ook in dat geval de heffing van erfbelasting volledig tot z’n recht aangezien de vermindering niet meer kan bedragen dan de verschuldigde erfbelasting.’
De man krijgt echter geen gelijk als het gaat om de berekening van de vermindering. De schenking van € 5.000 moet bij de vermindering buiten beschouwing blijven. Het hof concludeert tot een vermindering van € 7.503, zodat de aanslag uitkomt op € 1.018.
Lees hier de volledige uitspraak
Ook interessant voor u! Cursus Schenk- en erfbelasting (incl. aangifte erfbelasting) op 21 mei door Bernard Schols