De Belastingdienst had de belangen van kinderen moeten meewegen toen het in 2014 besloot de kinderopvangtoeslag van ruim 200 gezinnen stop te zetten. Door dat niet te doen, handelde de fiscus in strijd met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Dat concludeert Kinderombudsman Margrite Kalverboer in een brief aan de Belastingdienst die in bezit is van Trouw.
De Belastingdienst stopte de kinderopvangtoeslag in september 2014 bij ongeveer 232 gezinnen die kinderopvang afnamen bij hetzelfde gastouderbureau. De toeslag was mogelijk ten onrechte toegekend, oordeelde de fiscus. Maar de ombudsman oordeelde later dat dat een “disproportionele reactie” was. Directeur-generaal Uijlenbroek van de Belastingdienst liet eind 2017 al weten “dat in deze casus de […] balans te veel is doorgeslagen naar het tegengaan van misbruik en er onvoldoende oog voor het burgerperspectief is geweest”. Zo kwamen ouders in financiële problemen en werden bezwaarschriften te laat beantwoord.
Eerder bleek uit interne stukken in bezit van Trouw al dat de Belastingdienst bewust aanstuurde op het afwijzen van bezwaren van ouders. In rechtszaken van ouders hield de Belastingdienst interne stukken achter, ondanks nadrukkelijke toezeggingen dat niet te doen.
In reactie op een eerste brief van de Kinderombudsman hield de Belastingdienst nog vol dat het stopzetten van de toeslag niet in strijd zou zijn met het IVRK, meldt Trouw. Daar is Kalverboer het niet mee eens, schrijft zij in de laatste brief. Het verdrag is altijd van toepassing als een besluit gevolgen heeft voor kinderen, en het belang van kinderen moet dan altijd meegewogen worden. Dat is niet gebeurd, terwijl het in deze zaak ‘evident was dat het besluit gevolgen zou hebben voor de kinderen’, schrijft Kalverboer.
De Kinderombudsman noemt het nu ‘wenselijk’ dat de Belastingdienst de belangen van kinderen structureel gaat meewegen in zijn besluiten. Daarvoor zullen de systemen van de fiscus aangepast moeten worden, omdat veel besluitvorming volledig geautomatiseerd is.
Bron: Trouw