Sinds 1 april 2012 kennen we in Nederland een bijzondere btw-regeling voor reisbureaus die geënt is op de Europese btw-Richtlijn. De regeling werd op een aantal punten nader toegelicht in een besluit. Dit besluit – ook wel aangeduid als “Reisbesluit” – is onlangs geactualiseerd. Helaas vinden wij de actualisering nogal teleurstellend en worden geconstateerde problemen niet opgelost, schrijven Jaap Wisse en Marco de Weerd van mth accountants & adviseurs. De adviseurs omzetbelasting gaan op een aantal van deze problemen in.
Vliegreis met stop of overstap
Als een pakketreis plaats vindt buiten de Europese Unie dan is het 0%-tarief van toepassing. In het besluit wordt – helaas – nog steeds een vreemd standpunt ingenomen over de btw-behandeling van een buiten de EU uitgevoerde pakketreis. Het standpunt wordt verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld over een pakketreis naar New York, waarbij de reiziger met de Schipholtaxi van huis wordt opgehaald en vervolgens naar New York vliegt met een tussenstop in bijvoorbeeld Londen. In Londen moet de reiziger het vliegtuig verlaten, bijvoorbeeld omdat het toestel moet worden schoongemaakt.
Volgens de staatssecretaris van Financiën moet deze pakketreis deels met 21% btw worden belast en dus niet (wat wij bepleiten) volledig met 0% btw. De staatssecretaris vindt namelijk dat:
- De taxirit naar Schiphol als een zelfstandig te beschouwen reishandeling kwalificeert die in Nederland plaatsvindt en dus is de marge op dit reisonderdeel onderworpen aan 21% btw; en
- Het deel van de vliegreis Schiphol – Londen eveneens als een zelfstandig te beschouwen reishandeling binnen de EU moet worden beschouwd, omdat de passagier het toestel in Londen verlaat. Als de passagier in het vliegtuig blijft zitten, dan kan het deel Schiphol – Londen wel als onderdeel worden beschouwd van het traject Schiphol – New York en dan zou volgens de staatssecretaris het 0%-tarief ook mogen worden toegepast het gedeelte Schiphol – Londen….
Wij vragen ons af of dit standpunt juist is, nog even los van het feit dat dit in de praktijk niet of nauwelijks (administratief) uitvoerbaar zal zijn. Vanuit het standpunt van de reiziger (of eigenlijk de modale consument die regelmatig in rechtspraak van het Europese Hof van Justitie wordt aangehaald) zal sprake zijn van één prestatie, namelijk een reis naar New York waarvoor hij één totaalprijs zal betalen. De reiziger zal in zijn beleving zeker niet een afzonderlijke taxirit naar Schiphol en/of vliegticket Schiphol – Londen kopen. Naar onze stellige overtuiging zal de pakketreis in het licht van Europese jurisprudentie (onder andere het CPP-arrest) als één prestatie moeten worden beschouwd en niet kunstmatig uit elkaar moeten worden gehaald. Naar onze mening is de staatsecretaris daar in het nieuwe Reisbesluit wel mee bezig. Een dergelijke pakketreis zou in zijn geheel met 0% btw belast moeten worden. Overigens zal er naar onze mening wel van een afzonderlijke reishandeling sprake zijn als de passagier in Londen het vliegveld kan/mag verlaten. Maar goed, dan is Londen ook feitelijk een deelbestemming van deze pakketreis.
De bekende modale consument wordt in dit onderdeel van het Reisbesluit niet genoemd. Blijkbaar is de staatssecretaris van mening dat de modale consument niet naar New York vliegt, maar wel op de camping vakantie viert (zie hierna).
Verhuur van campingplaatsen voorzien van compleet ingerichte tenten of mobile homes
Verschillende touroperators bieden zogenaamde “luxe kampeervakanties” aan. De touroperator huurt in verschillende landen kampeerplaatsen van campingeigenaren en plaatst daar vervolgens eigen bungalowtenten of mobile homes (stacaravans) op. Behalve kampeerplaatsen levert de campingeigenaar ook gas, water, elektriciteit en een linnenpakket. Ook mogen cliënten van de touroperator gebruik maken van het zwembad en soortgelijke voorzieningen.
In het Besluit wordt gesteld dat als een touroperator campingplaatsen verhuurt met compleet ingerichte tenten, vanuit het standpunt van de modale consument sprake is van één prestatie. Deze dienst valt niet onder de reisbureauregeling, maar moet worden aangemerkt als de verhuur van een roerende zaak en is belast in Nederland tegen het normale tarief. Op dit standpunt valt wel wat aan te merken.
- Hoe gaan andere lidstaten hier bijvoorbeeld mee om? In Frankrijk wordt deze dienst beschouwt als het verstrekken van accommodatie in het kader van het vakantiebestedingsbedijf. Op grond van dit Franse standpunt is de dienst belast in Frankrijk met Franse btw. Dit betekent dat de touroperator zich in Frankrijk moet registreren voor btw-doeleinden.
- Verhuur van een roerende zaak is een vreemde kwalificatie voor een luxe kampeervakantie. Wij denken dat de modale consument bij (ver)huur van een roerende zaak (de tent) voorrijdt bij de touroperator en dan een bungalowtent achter in zijn auto legt (of in de dakkoffer) om daarmee naar zijn vakantiebestemming te gaan. Bovendien is op grond van deze kwalificatie een luxe kampeervakantie in Frankrijk volledig belast met Nederlandse btw!
- Hier zou ook sprake kunnen zijn van handelingen die vallen onder de reisbureauregeling (inkoop kampeerplaats, gas, licht, water, toegang tot het zwembad, gebruik sanitair, enz.) en een eigen prestatie (het ter beschikking stellen van een compleet ingerichte bungalowtent).
Op basis van het Reisbesluit en het standpunt van de Franse belastingdienst wordt onze Nederlandse touroperator geconfronteerd met dubbele heffing. Wij hebben meer sympathie voor het Franse standpunt dan voor het Nederlandse, maar eigenlijk vinden we ons eigen standpunt (3) een oplossing die het meest recht doet aan de btw-wetgeving: de kampeerplaats, gas, licht, elektriciteit zijn belast met Franse btw en de tent (de eigen prestatie) is belast met Nederlandse btw.
Vereist: inkoop vervoer of accommodatie
De staatssecretaris neemt in het Reisbesluit als vertrekpunt dat bij de verkoop van een pakketreis de reisbureauregeling alleen maar van toepassing is als of het vervoer of het verblijf van een andere ondernemer wordt ingekocht. Hij baseert zich daarbij op het arrest Alpenchalet en eerdere jurisprudentie van het Europese Hof. Wij betwijfelen of de staatssecretaris deze jurisprudentie wel juist interpreteert. Naar onze mening is op basis van de Europese jurisprudentie de reisbureauregeling regeling van toepassing als of het vervoer, of het verblijf deel uit maakt van de verkochte pakketreis. Met andere woorden, de reisbureauregeling is ook van toepassing op alle van andere ondernemers ingekochte reishandelingen als bijvoorbeeld het vervoer door de reisondernemer zelf wordt uitgevoerd. Wij zullen dit hierna met een praktijkvoorbeeld verduidelijken.
Een Nederlands touringcarbedrijf organiseert een dagtocht naar Berlijn, bestaande uit de busreis, een lunchmaaltijd, een stadsrondwandeling, begeleiding door een Berlijnse gids, een diner en afsluitend het bijwonen van een concert van Coldplay. Met uitzondering van de busreis worden alle onderdelen ingekocht van andere ondernemers. Er worden voor dit arrangement die dag 10 touringcars ingezet.
Gevolgen standpunt staatssecretaris:
Omdat het vervoer (van verblijf is geen sprake in dit voorbeeld) niet van een andere ondernemer wordt ingekocht, is de reisbureauregeling niet van toepassing op alle van andere ondernemers ingekochte reishandelingen. Dat betekent dat het touringcarbedrijf de verschillende (weer volgens de modale consument) te onderscheiden prestaties volgens ‘normale’ btw-regels moet belasten. De lunch en het diner, de stadsrondwandeling en het concertgedeelte is belast met Duitse btw en de gids is met Nederlandse btw belast. Het vervoer met de touringcar is belast daar waar het vervoer plaatsvindt, dus deels met Nederlandse btw, deels met Duitse btw. Al met al betekent dit (extra) fiscale verplichtingen in Duitsland met alle administratieve rompslomp die daarbij komt kijken.
Gevolgen ons standpunt:
Wij zijn van mening dat alleen de eigen vervoersprestatie volgens de ‘normale’ btw-regels moet worden belast (dus deels met Nederlandse, deels met Duitse btw) en dat de van derden ingekochte reishandelingen (de rest) is belast volgens de reisbureauregeling. Deze afwikkeling is uiteraard veel simpeler en praktischer dan de door de staatssecretaris voorgestane werkwijze.
Het standpunt van de staatssecretaris zal praktisch helemaal niet meer werkbaar zijn als dit touringcarbedrijf op de dag voor vertrek moet besluiten om 2 bussen + chauffeur van een collega in te huren. In dat geval zou namelijk voor de reizigers die met de ingekochte bussen worden vervoerd wel de reisbureauregeling moeten worden toegepast. Daar zal op het moment van factureren niet van uit (kunnen) zijn gegaan. Onze conclusie is dat op het door de staatssecretaris ingenomen standpunt wel het nodige valt af te dingen en dat zijn standpunt bovendien in praktische zin vrijwel niet uitvoerbaar is.
Het moge duidelijk zijn dat wij niet enthousiast waren toen wij de herziene versie van het Reisbesluit lazen. Sommige in het verleden geconstateerde problemen en onduidelijkheden worden eigenlijk niet opgelost. We zien risico’s op dubbele heffing of in het geheel geen heffing (dit hebben we niet behandeld in deze bijdrage), touroperators die zich toch in verschillende lidstaten moeten registreren… om een oude slogan van de Belastingdienst te verbasteren: Leuker kunnen we het niet maken, maar makkelijker ook niet met dit nieuwe Reisbesluit.