Een online marketeer heeft een weinig succesvolle poging gedaan om het fiscaal advieskantoor aansprakelijk te stellen dat zijn IB-aangiften in het verleden verzorgde. De zelfstandig marketeer liep ruim €2000 belastingteruggaaf mis doordat er geen aanspraak was gemaakt op de middelingsregeling. De rechtbank Amsterdam oordeelt echter dat de ondernemer dat toch echt aan zichzelf heeft te danken. Op 19 mei 2015 beëindigde hij namelijk zelf per direct de overeenkomst van opdracht met het fiscaal advieskantoor. Op dat moment kon van de middelingsregeling nog helemaal geen gebruik worden gemaakt en bovendien nog niet worden vastgesteld dat het middelingstijdvak 2012-2014 het meest gunstig was.
Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2021:1128
De man dreef van februari 2009 tot en met april 2018 een eenmanszaak op het gebied van online marketing. Het fiscaal advieskantoor verzorgde in opdracht van de ondernemer zijn IB-aangiftes in de jaren 2009 tot en met 2014. Na een bespreking tussen de marketeer en iemand van het advieskantoor op 15 mei 2015 in restaurant Edel in Amsterdam beëindigde de ondernemer kort daarna, op 19 mei 2015, per direct de overeenkomst van opdracht met het fiscaal advieskantoor.
Uit de aanslagen inkomstenbelasting in de periode 2012 -2014 volgt dat de marketeer uit werk en woning het volgende inkomen heeft genoten:
– 2012: € 35.845,-
– 2013: € 45.906,-
– 2014: € 90.556,-
Middelingsregeling
Bij een sterk fluctuerend inkomen uit box 1 kan het voor de aanslag inkomstenbelasting voordelig zijn over een tijdvak van drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van het in die periode gemiddelde box 1 inkomen (middeling). Het verzoek tot middeling kan worden gedaan binnen 36 maanden nadat alle aanslagen van de jaren uit het middelingstijdvak onherroepelijk vaststaan. Het tijdvak mag daarbij geen overlap hebben met een ander middelingstijdvak. De aanslag inkomstenbelasting van de marketeer over het jaar 2014 is op 16 december 2016 onherroepelijk geworden. De aanvraag middeling had daarom uiterlijk op 16 december 2019 moeten worden ingediend, hetgeen niet is gebeurd.
Aansprakelijkstelling: spontane advisering?
Bij brief van 14 mei 2020 stelde de marketeer het fiscaal advieskantoor aansprakelijk voor de schade ontstaan door het mislopen van belastingteruggaaf over het voor hem meest gunstig gebleken middelingstijdvak 2012-2014. De man stelde dat het kantoor toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht – die niet alleen zag op het verzorgen van de aangiftes IB maar ook voorzag in spontane en gevraagde fiscale advisering – omdat zij haar zorgplicht jegens hem heeft geschonden door hem niet te adviseren over, of op zijn minst te attenderen op, de middelingsregeling waarvan hij uiteindelijk pas in januari 2020 op de hoogte is geraakt. Op dat moment was het te laat om nog aanspraak te kunnen maken op middeling in het voor hem meest gunstige middelingstijdvak 2012-2014 waardoor hij € 2.057,- aan teruggaaf is misgelopen. Ook levert dit volgens de marketeer een onrechtmatige daad op.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter denkt daar echter heel anders over. Als aangenomen wordt dat de overeenkomst tussen partijen ook voorzag in spontane advisering zoals de marketeer heeft gesteld maar het advieskantoor gemotiveerd heeft betwist, had het van het kantoor als redelijk bekwaam fiscaal adviseur bij voortduren van een dergelijke overeenkomst zeker mogen worden verwacht dat het de marketeer tijdig over de middelingsregeling had geadviseerd. Dat dit moment reeds vóór 19 mei 2015 (het door hemzelf gekozen einde van de overeenkomst van opdracht) had moeten liggen, valt echter niet in te zien. Op dat moment kon van de middelingsregeling immers nog geen gebruik worden gemaakt en bovendien nog niet worden vastgesteld dat het middelingstijdvak 2012-2014 het meest gunstig was.
Attenderen
Wat betreft het verwijt dat de marketeer ook niet door de fiscaal adviseur op de middelingsregeling is geattendeerd, hetgeen het kantoor overigens heeft betwist en waarbij zij verwijst naar de bespreking in het restaurant Edel, wordt overwogen dat een dergelijke attendering op zich voor de hand had gelegen gelet op de aangifte IB 2014 die de fiscaal adviseur heeft verzorgd en waaruit volgt dat het inkomen van de marketeer ten opzichte van het voorafgaande jaar was verdubbeld. Echter, ook voor een attendering geldt dat de noodzaak daarvan voorafgaand aan 19 mei 2015 nog niet bestond. Dat de ondernemer door de fiscaal adviseur mogelijk niet op de middelingsregeling is gewezen, leidt daarom evenmin tot het oordeel dat het kantoor niet als redelijk bekwaam fiscaal adviseur heeft gehandeld en haar zorgplicht jegens de ondernemer heeft geschonden, dan wel dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht of zich onrechtmatig jegens hem heeft gedragen.
Tot slot wordt overwogen dat de door de fiscaal adviseur in acht te nemen zorgplicht in principe eindigt bij het einde van de overeenkomst en de ondernemer geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die meebrengen dat de fiscaal adviseur hem, gevraagd of ongevraagd, na het beëindigen van hun zakelijke relatie nog op de middelingsregeling had dienen te wijzen.