Een administratiekantoor uit het Groningse Haren is toerekenbaar tekort geschoten in de zorgplicht naar een klant toe door de aangiften IB en Zvw over de jaren 2014, 2015 en 2016 te laat in te dienen. Tot dat oordeel komt de rechtbank Noord-Nederland op basis van WhatsAppberichten tussen de boekhouder en de klant, die een onderneming in de aan- en verkoop van (tweedehands) fietsen in Peize heeft. Het administratiekantoor moet daarom € 1.024,00 aan de klant betalen. Dat is wel aanzienlijk minder dan de ruim €50.000 die de klant had gevorderd.
Het administratiekantoor is sinds 2011/2012 boekhouder van de ondernemer. Beide partijen hebben afgesproken dat de dienstverlening van het administratiekantoor bestond uit het verzorgen van de aangifte omzet-, loon- en inkomstenbelasting, het opmaken van de jaarcijfers en bijkomende incidentele werkzaamheden. In 2017 heeft de ondernemer de boekhouder te kennen gegeven dat hij niet langer gebruik wil maken van zijn diensten en heeft hij een andere boekhouder ingeschakeld.
Daarna bleek er volgens de fietsenhandelaar van alles mis te zijn met de manier waarop het administratiekantoor haar werk had gedaan. De voorraadcijfers zouden niet goed aan de Belastingdienst zijn doorgegeven en het administratiekantoor werd begin 2018 aansprakelijk gesteld wegens het niet tijdig en onjuist indienen van de aangiften Inkomstenbelasting voor de jaren 2014, 2015 en 2016.
De rechtbank Noord-Nederland geeft de fietsenhandelaar daar deels gelijk in. Bij de rechter vorderde de ondernemer onder meer een schadevergoeding en een bedrag van € 50.134,21, bestaande uit boetes, boeterente, teveel betaalde belasting, accountants- en advocaatkosten. De ondernemer stelt dat het administratiekantoor op drie punten tekort is geschoten in de zorgplicht richting hem: (1) de aangiften IB en Zvw van 2014, 2015 en 2016 zijn te laat ingediend, (2) de aangiften zijn niet juist gedaan en (3) het administratiekantoor is administratie kwijtgeraakt.
Zorgplicht
De rechtbank is van oordeel dat vastgesteld kan worden dat de aangiften IB en Zvw van 2014, 2015 en 2016 te laat zijn ingediend. De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het te laat indienen van deze aangiften ook een tekortkoming oplevert in de nakoming van de overeenkomst door het administratiekantoor. In dit kader merkt de rechtbank allereerst op dat het doen van de aangiften IB en Zvw over de jaren 2014, 2015 en 2016 valt binnen de opdracht die door de ondernemer aan het administratiekantoor is verstrekt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het administratiekantoor als boekhouder wist of had moeten weten dat het te laat indienen van deze aangiften voor de ondernemer negatieve consequenties zou kunnen hebben bij de Belastingdienst. Naar het oordeel van de rechtbank is het administratiekantoor met het te laat indienen van de aangiften in beginsel tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting de fietsenhandelaar.
WhatsAppberichten
De boekhouder verweert zich vervolgens met de stelling dat het niet aan hem toe te rekenen valt dat hij te laat was met het doen van de aangiften IB. Hij had namelijk de klant om een verklaring gevraagd over het (grote) verschil in voorraad tussen 2014 en 2015 en deze verklaring bleef uit, aldus de boekhouder. Dit zorgde er volgens hem voor dat hij nog geen aangifte kon doen, omdat de jaarcijfers nog niet gereed waren. De fietsenhandelaar betwist dat dit het geval is en voert aan dat het administratiekantoor geen contact met hem heeft gezocht over het verschil in voorraadcijfers. Pas bij het in de arm nemen van een nieuw accountantskantoor kwam hij er achter dat de voorraadcijfers niet goed aan de Belastingdienst waren doorgegeven, aldus de ondernemer.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer van het administratiekantoor niet slaagt. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat de door het administratiekantoor voorgestelde gang van zaken niet nader is onderbouwd. Daarnaast geldt dat van de gedaagde – als boekhouder – verwacht mag worden dat wanneer hij bepaalde gegevens nodig heeft om een aangifte op tijd in te kunnen dienen hij zijn cliënt aanspoort om deze te overleggen. In dit geval is niet gebleken dat hij dit heeft gedaan. Dit volgt ook niet uit de WhatsApp-berichten die beiden hebben gewisseld. Hoewel [de boekhouder ter zitting terecht zegt dat uit de WhatsApp-berichten niet volgt op welke aangiften of jaartallen deze gesprekken zien, blijkt wel uit de WhatsApp-berichten dat de fietsenhandelaar bij de boekhouder zijn zorgen uit over het tijdig indienen van stukken aan de Belastingdienst. De boekhouder heeft daarop in de WhatsApp-berichten de ondernemer meermaals gerustgesteld en gezegd dat alles goed zou komen. Ook uit deze WhatsApp-berichten volgt niet dat de ondernemer wordt aangespoord door de boekhouder om bepaalde gegevens te overleggen of uitleg te geven over het verschil in voorraad.
Gelet op het voorgaande is het administratiekantoor naar het oordeel van de rechtbank toerekenbaar tekort geschoten in zijn zorgplicht. Het administratiekantoor is gehouden de hieruit voortvloeiende schade te vergoeden. Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, geldt dit alleen indien de ondernemer in verzuim is komen te verkeren. De rechtbank overweegt dat nakoming in dit geval blijvend onmogelijk is, omdat het niet mogelijk is een te late aangifte te herstellen door deze alsnog tijdig in te dienen. In zoverre is er dan ook sprake van tekortschieten in het handelen van het administratiekantoor in de uitoefening van zijn zorgplicht richting de ondernemer en ligt de gevorderde verklaring voor recht voor toewijzing gereed.
Vorderingen deels afgewezen
Het administratiekantoor moet een deel van de verzuimboetes en boeterente die de fiscus oplegde daarom vergoeden. De overige schadeposten behoeven wat de rechtbank betreft geen nadere bespreking, omdat deze niet het rechtstreekse gevolg zijn van de laat ingediende aangiften IB en Zvw.