Een accountant die de administratie van een zorgverlener op zich nam leende het bedrijf 30 mille, maar het zorgbedrijf ging kort daarna alsnog failliet. De dga probeerde daarna onder terugbetaling uit te komen, maar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelt net als de rechtbank dat de accountant heeft bewezen dat er met de dga is overeengekomen dat hij privé aansprakelijk is voor het openstaande saldo uit hoofde van de overeenkomst van geldlening. De tekst liet ogenschijnlijk dan ook weinig aan duidelijkheid te wensen over, maar de dga pleitte niettemin herhaaldelijk voor een bijzondere uitleg van de overeenkomst.
De accountant is samen met zijn vader vennoot van een vof die de administratie verzorgde voor de zorgverlener, een BV. De zoon was de accountant van zowel de zorgverlener als van de dga in privé.
Lening
Op 1 mei 2015 sloten vader en zoon een overeenkomst van geldlening voor € 30.000,00 met de zorgverlener. Daarin werd onder anderen opgenomen:
“Artikel 4: zekerheden
- b) Indien en voor zover de Schuldenaar [hof: [zorgverlener] ] niet kan voldoen aan haar verplichting tot aflossing en betaling van het[…] bedrag of de geldleningsovereenkomst eindigt van rechtswege als bedoeld in artikel 6, zal de heer [appellant] ,. als bestuurder van de vennootschap, zich persoonlijk en in privé aansprakelijk stellen voor het gehele nog openstaande saldo van de lening en tevens de, uit deze overeenkomst voortvloeiende, rente.”
In artikel 6 sub b van de overeenkomst staat dat de overeenkomst van rechtswege eindigt, (onder meer) als de schuldenaar failliet gaat. De zorgverlener ging kort daarna failliet. Dat faillissement is geëindigd wegens gebrek aan baten.
Rechtbank
In eerste aanleg vorderden vader en zoon veroordeling van de dga tot betaling van € 30.000,00 te vermeerderen met de contractuele rente van 5% per jaar en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten. In het tussenvonnis van 1 april 2020 heeft de rechtbank vader en zoon opgedragen te bewijzen dat zij met de dga zijn overeengekomen dat hij privé aansprakelijk is voor het openstaande saldo en de rente. In het vonnis van 26 mei 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat vader en zoon het bewijs geleverd hebben. De rechtbank heeft e dga veroordeeld tot betaling van € 30.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van 5% per jaar over dat bedrag vanaf 1 mei 2015, en heeft de dga veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Hoger beroep: uitleg overeenkomst
In hoger beroep vordert de dga onder meer de vernietiging van de drie vonnissen van de rechtbank. Volgens hem houdt bepaling 4b in de overeenkomst niet in dat hij privé aansprakelijk is. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe artikel 4b van de overeenkomst moet worden uitgelegd. De dga betoogt dat een taalkundige uitleg van het desbetreffende artikel (door het gebruik van het woordje ‘zal’) meebrengt dat hij zich niet in privé heeft verbonden, vader en zoon zijn van mening dat het artikel anders moet worden gelezen en juist tot aansprakelijkheid van de dga leidt. Om die reden heeft de rechtbank terecht bewijs opgedragen aan vader en zoon, die immers hun vordering op dat artikel baseren.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat vader en zoon feiten en omstandigheden hebben bewezen waaruit volgt dat zij met de dga zijn overeengekomen dat hij privé aansprakelijk is voor het openstaande saldo uit hoofde van de overeenkomst.
De zoon heeft als getuige verklaard dat er verschillende keren met de dga over diens aansprakelijkheid in privé is gesproken. Zijn verklaring moet – gelet op zijn eigen en afgeleide belangen – weliswaar met enige terughoudendheid worden beoordeeld, maar het hof stelt vast dat de verklaring gedetailleerd is. Zo heeft de zoon niet alleen verklaard dat meermaals is gesproken over privé aansprakelijkheid van de dga, maar ook over de achtergrond ervan (het was bij beide partijen bekend dat de onderneming van de dga in zwaar weer verkeerde) en het deels daarmee samenhangende verschil tussen de tekst van de geldlening van de ouders van de dga en die van de overeenkomst met vader en zoon. De verklaring van de dga die niet meer inhoudt dan dat nooit gesproken zou zijn over zekerheden als voorwaarde, legt daar tegenover ook naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal.
Bovendien schrijft de zoon in een email van 10 maart 2015 dat in een vaststellingsovereenkomst opgenomen moet worden “dat, mocht de zorgverlener alsnog failliet gaan, jij de lening alsnog in privé terugbetaalt.” In hoger beroep betwist de dga dat hij deze email heeft ontvangen, maar dat standpunt onderbouwt hij niet voldoende. Het betoog dat hij zich niet kan herinneren de email ooit gelezen te hebben is geen voldoende gemotiveerde betwisting van de ontvangst ervan. Het hof gaat er daarom vanuit dat de dga de hiervoor genoemde email waarin zijn overeen te komen privé aansprakelijkheid aan de orde wordt gesteld, heeft ontvangen. Dat hij de e-mail niet heeft gelezen of zich dat niet meer kan herinneren, komt voor zijn rekening en risico. Aan nadere bewijslevering op dit punt komt het hof daarom niet toe.
De dga wijst er nog op dat zijn ouders ook een bedrag aan het zorgbedrijf hebben geleend, zonder daarbij zekerheden te bedingen. Ook die overeenkomst is opgesteld door de zoon. De zoon heeft daarover als getuige verklaard dat in een bespreking met de dga de privé aansprakelijkheid aan de orde is gekomen in het kader van de kwestie dat de ouders van de dga hun lening in de nalatenschap konden verrekenen en vader en zoon niet. Dat in de overeenkomst met de ouders van de dga een bepaling over zijn privé aansprakelijkheid ontbreekt, betekent daarom niet dat de bepaling in de overeenkomst met vader en zoon zo uitgelegd zou moeten worden dat geen aansprakelijkheid in privé is overeengekomen.
De conclusie is dat vast is komen te staan dat partijen zijn overeengekomen dat de dga privé aansprakelijk is voor het openstaande saldo uit hoofde van de overeenkomst.