Een zelfstandige belastingadviseur die ook in opdracht van de gemeente Delft werkte wordt verdacht van oplichting. Een vrouw die waarschijnlijk kan fluiten naar een erfenis van € 174.000 stelde de gemeente aansprakelijk, aangezien de man zich voordeed als belastingadviseur van de Zuid-Hollandse gemeente. De rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente naar inwoners toe onvoldoende helderheid heeft gegeven over de positie van de belastingadviseur als externe dienstverlener. Dat de vrouw hieraan een bepaalde mate van vertrouwen ontleende is voorstelbaar, maar dat maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de gemeente ook aansprakelijk is voor de schade.
Hulp bij IB-aangifte
De gemeente Delft besloot eind 2008 om inwoners met een minimuminkomen in het kader van armoedebestrijding ondersteuning aan te bieden bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting. Daarvoor werd een extern adviesbureau ingeschakeld, DBS Belastingadviseurs BV. Op grond van een overeenkomst zou DBS spreekuur houden en aangiftes IB voor inwoners van Delft verzorgen. DBS werd bij het sluiten van de overeenkomst vertegenwoordigd door een belastingadviseur.
Erfenis
Een Delftse ontving na het overlijden van haar ouders een erfenis en ging in de Gouden Gids op zoek naar een belastingadviseur om haar te helpen met de aangifte IB over het jaar 2009. Op die manier kwam ze bij de man uit die namens DBS voor de gemeente werkte. Vanuit DBS verzorgd hij haar aangiften IB over de jaren 2009 en 2010. In 2011 benaderde de belastingadviseur de vrouw op eigen initiatief en vertelde haar dat het goed zou zijn om haar geld te beleggen. De belastingadviseur kreeg vervolgens op die manier de beschikking over € 174.000,- van de vrouw. Toen ze in de daaropvolgende jaren bij de belastingadviseur aanspraak maakte op terugbetaling van het geldbedrag, voldeed de belastingadviseur daar echter – op terugbetaling van een aantal kleine bedragen na – niet aan.
Veroordeling belastingadviseur en aansprakelijkstelling gemeente
De vrouw startte vervolgens een gerechtelijke procedure gestart tegen de belastingadviseur en DBS om haar geld terug te krijgen. Het gerechtshof Den Haag veroordeelde de belastingadviseur en DBS op 14 augustus 2018 hoofdelijk tot betaling van € 164.092,- aan de vrouw, te vermeerderen met de contractuele rente van 6% per jaar vanaf 14 september 2017. De belastingadviseur en DBS hebben – op terugbetaling van zeer geringe bedragen na – tot op heden echter niet voldaan aan deze veroordeling tot terugbetaling. De belastingadviseur wordt door het Openbaar Ministerie verdacht van (onder meer) oplichting van de vrouw en andere personen.
Bij brief van 25 februari 2019 heeft de (toenmalige) advocaat van de vrouw de gemeente Delft aansprakelijk gesteld voor de schade, maar de gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
Rechtszaak
Daarop volgde een rechtszaak tussen de gemeente en de gedupeerde vrouw. De rechtbank concludeert echter dat de gemeente niet in strijd met een wettelijke plicht heeft gehandeld of inbreuk heeft gemaakt op een aan de vrouw toekomend recht. De rechtbank verwerpt het betoog van de vrouw dat de gemeente voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een integriteitsonderzoek naar DBS en/of de belastingadviseur had moeten instellen. De rechtbank stelt voorop dat de vrouw niet op grond van de overeenkomst door de gemeente naar de belastingadviseur is verwezen, maar zelfstandig en op eigen initiatief bij DBS – en dus bij de belastingadviseur – terecht is gekomen voor hulp bij haar aangifte IB over het jaar 2009. De gemeente heeft geen bemoeienis gehad met de aangiften IB van de vrouw.
De schade waarvan de vrouw in deze procedure vergoeding vordert, is ontstaan doordat de belastingadviseur in 2011 op eigen initiatief aan de vrouw heeft voorgesteld haar geld door hem te laten beleggen, waarbij ze volgens haar eigen stellingen door de belastingadviseur is opgelicht. Het beleggen van geld en het geven van advies daarover, valt nadrukkelijk niet onder het bereik van de overeenkomst die de gemeente met DBS heeft gesloten. De belastingadviseur heeft dan ook niet in opdracht van de gemeente gehandeld toen hij de vrouw heeft voorgesteld haar geld te beleggen, op welk voorstel ze vervolgens is ingegaan.
Het verwijt van de vrouw dat de gemeente heeft toegestaan of gedoogd dat de belastingadviseur op grote schaal misbruik kon maken van de geldbedragen die hem uit hoofde van zijn functie ter beschikking stonden, gaat niet op. De belastingadviseur en/of DBS hadden bij het verlenen van hulp bij het doen van aangifte IB niet de beschikking over geldbedragen van inwoners van Delft en dat was voor het verrichten van deze taak ook niet nodig.
Toezicht op de belastingadviseur
De vrouw verwijt de gemeente dat zij intensiever toezicht had moeten houden op DBS en de belastingadviseur, maar zij heeft niet geconcretiseerd welke signalen er voor de gemeente waren om het toezicht te intensiveren. De gemeente heeft onweersproken aangevoerd dat er gedurende de looptijd van de overeenkomst met DBS niet van klachten of misstanden is gebleken die aanleiding zouden moeten zijn tot intensivering van het toezicht. De gemeente heeft wel klachten ontvangen over het niet terugbellen van klanten door DBS en dat is – mede – aanleiding geweest om de overeenkomst per 1 januari 2013 niet meer te verlengen.
Vertrouwen gewekt
De vrouw heeft verder nog betoogd dat de gemeente de indruk heeft gewekt dat de belastingadviseur binnen de gemeente als ambtenaar dan wel in elk geval als belastingadviseur c.q. financieel expert actief was, waardoor zij veel vertrouwen in hem had. Zij heeft betoogd dat de eerste afspraak die zij had met DBS plaatsvond op een kantoor van de gemeente en dat de belastingadviseur zich daarbij introduceerde als ‘belastingconsulent Gemeente Delft ’. De belastingadviseur heeft de vrouw daarbij verteld dat hij door de gemeente werd ingezet om particulieren met een minimaal inkomen te helpen met indiening van hun belastingaangiften. De gemeente heeft erkend dat de belastingadviseur zijn werkzaamheden in het kader van de overeenkomst mede vanuit een kantoor van de gemeente verrichtte en dat de belastingadviseur in 2011 een mailbericht aan de vrouw heeft verstuurd vanuit een mailaccount van de gemeente waarin de belastingadviseur zich ‘Belastingadviseur gemeente Delft ’ noemt.
Uit het voorgaande volgt dat de gemeente naar inwoners toe onvoldoende helderheid heeft gegeven over de positie van de belastingadviseur als externe dienstverlener door hem een werkplek op een kantoor van de gemeente – op welke werkplek hij ook inwoners ontving voor het spreekuur – en een e-mailaccount van de gemeente ter beschikking te stellen. Dat de vrouw hieraan een bepaalde mate van vertrouwen ontleende, evenals aan de omstandigheid dat DBS door de gemeente werd ingeschakeld om burgers te helpen bij het doen van aangifte IB, is dan ook voorstelbaar. In het midden kan blijven of dat vertrouwen zover mocht gaan dat zij inging op het voorstel van de belastingadviseur om haar geld door hem te laten beleggen. De omstandigheid dat de gemeente heeft bijgedragen aan het vertrouwen dat de vrouw in DBS en de belastingadviseur stelde, maakt nog niet dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade die ze stelt te lijden doordat zij haar geld door de belastingadviseur heeft laten beleggen en daarbij door hem zou zijn opgelicht. De gemeente was immers op geen enkele manier betrokken bij het voorstel het geld van de vrouw te beleggen en was daarvan evenmin op de hoogte; dit alles viel nadrukkelijk buiten de aan DBS of de belastingadviseur opgedragen taak. De vrouw heeft onvoldoende toegelicht welke maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm de gemeente onder deze omstandigheden zou hebben geschonden. De omstandigheid dat de gemeente DBS heeft ingehuurd voor het vervullen van een bepaalde taak – hulp verlenen aan inwoners van Delft bij het doen van aangifte IB – maakt nog niet dat de gemeente verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade die DBS of de belastingadviseur buiten deze opgedragen taak veroorzaakt.
Waarschuwingsplicht
Volgens de vrouw had de gemeente haar en andere inwoners van Delft moeten waarschuwen voor de praktijken van de belastingadviseur. De gemeente heeft hiertegen aangevoerd dat zij in 2011 en de jaren daarna niet wist dat de belastingadviseur naast het verlenen van hulp bij het indienen van aangiften IB zich ook bezig hield met het beleggen van gelden van de vrouw en/of andere inwoners van Delft . Uit een door de vrouw overgelegde mailwisseling uit oktober 2015 tussen haar broer en een sociaal rechercheur van de gemeente leidt de rechtbank af dat de gemeente daarvan eerst in oktober 2015 op de hoogte is geraakt. Op dat moment was de overeenkomst tussen de gemeente en DBS al enkele jaren geëindigd. De gemeente heeft aangevoerd dat de overeenkomst met ingang van 1 januari 2013 is geëindigd en heeft deze stelling onderbouwd met stukken. Dit is door de vrouw vervolgens niet meer weersproken. Gelet op het voorgaande bestond er voor de gemeente bij het einde van de overeenkomst op 1 januari 2013 anders dan de vrouw heeft betoogd geen aanleiding een persbericht uit te vaardigen om burgers voor de belastingadviseur te waarschuwen, omdat de gemeente niet wist dat zij of andere inwoners van Delft gedupeerd werden door de belastingadviseur. Een dergelijke waarschuwing zou voor de vrouw overigens te laat zijn gekomen, aangezien de belastingadviseur reeds in 2011 haar geld was gaan beleggen.
De rechtbank wijst de vorderingen dan ook af.