De woonplaats van een man met de Indiase nationaliteit is in Nederland gelegen en hij is dan ook niet uit een ander land aangeworven, oordeelt het gerechtshof. De inspecteur heeft daarom volgens het hof terecht de 30%-regeling geweigerd, een ander oordeel dan waar de rechtbank eerder toe kwam.
De man woonde in India in een woning waarvan hij samen met zijn moeder eigenaar is. De aansluitingen voor gas, telefoon en internet in die woning staan op naam van hem. Hij heeft een Indiase ziektekostenverzekering, levensverzekering, pensioen en Indiaas rijbewijs.
MBA-opleiding
De man heeft voor de belastingjaren 2016/2017 en 2017/2018 aangifte gedaan voor de Indiase inkomstenbelasting. Hij werkte tot december 2016 in India. Op 5 januari 2017 is hij naar Nederland gekomen om de opleiding Master of Business Administration te volgen.
De man heeft een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verkregen op basis van studie. Hij woonde in een tijdelijk gehuurde woning. Met ingang van 27 februari 2017 is de man op dat adres ingeschreven in de basisadministratie personen.
Ingekomen werknemer
Een maand later komt zijn Indiase echtgenote ook naar Nederland en staat ingeschreven op hetzelfde adres. Hij doet voor 2017 en 2018 IB-aangifte als binnenlands belastingplichtige en heeft daarbij studiekosten als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen. Na zijn afstuderen in maart 2018 treedt hij in dienst bij een in Nederland gevestigde Ltd.
In augustus 2019 stapt hij over naar een ander bedrijf, dat verzoekt om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur weigert de 30%-regeling omdat de man geen ‘ingekomen werknemer’ (werknemers die naar Nederland komen om te werken) is.
Rechtbank Gelderland kent echter het verzoek om toepassing van de 30%-regeling toe. Daarvoor geeft zij als verklaring dat de man niet als een fiscaal inwoner van Nederland kon worden aangemerkt omdat een duurzame band van persoonlijke aard ontbrak. De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
30%-regeling terecht geweigerd
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders en komt tot de conclusie dat de 30%-regeling terecht door de inspecteur is geweigerd. Immers, een werknemer die in Nederland woont komt niet in aanmerking voor de regeling, ook als hij buiten Nederland een woonplaats heeft.
Het hof concludeert verder dat de man in Nederland verbleef van 5 januari 2017 tot 31 augustus 2018, hij studeerde in Nederland en is na zijn afstuderen in maart 2018 in Nederland gebleven. Hij beschikte in Nederland over woongelegenheid.
Er zijn geen aanwijzingen dat de man concrete plannen had om na zijn studie terug te keren naar zijn land van herkomst en is in deze periode geen enkele keer naar India gereisd.
Niet aan India gebonden
De man wees nog op omstandigheden die naar zijn mening tot de conclusie dienen te leiden dat hij op 31 augustus 2018 niet in Nederland woonde. Hij bezit samen met zijn moeder een woning in India, dat door zijn moeder wordt bewoond en betaalde daaraan verbonden lasten zoals property tax, energie en internetaansluiting.
Verder heeft hij in India verzekeringen en pensioen, een Indiaas rijbewijs en een abonnement op een sportschool. Ook heeft hij in India aangifte gedaan voor de belastingen.
Het hof vindt dat deze omstandigheden, waardoor hij aan India is gebonden, minder zwaar wegen en komt tot de slotsom dat het beroep van de inspecteur gegrond is.