
Om te kunnen beoordelen of sprake is van passieve verhuur maakt het niet uit hoe de huurder het onroerend goed gebruikt. Er moet alleen worden gekeken naar de prestatie die de verhuurder zelf verricht. Een inspecteur vond dat er bij een stichting sprake was van vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. Zowel het hof Arnhem-Leeuwarden als de Hoge Raad volgen hem echter niet en oordeelden dat de verrichte dienst meer omvatte dan alleen passieve verhuur van onroerende zaken.
Clubgebouw
Een stichting die een sportpark huurt van de gemeente laat in 2012 een clubgebouw bouwen en trekt de daarvoor in rekening gebrachte btw af. Het clubgebouw en de sportvelden worden zowel aan een voetbalvereniging als aan een zogenoemde sport-BSO ter beschikking gesteld. De stichting is verantwoordelijk voor het toezicht op de sportaccommodatie en het onderhoud, beheer en de schoonmaak.
Een inspecteur is het niet eens met de afgetrokken omzetbelasting omdat er volgens hem sprake is van de vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. De stichting had bij de ingebruikneming van het clubgebouw juist btw moeten afdragen voor een zogenoemde integratielevering.
Integratielevering
Bij deze integratielevering, die met ingang van 1 januari 2014 is vervallen, en waarbij een ondernemer die zelf een goed vervaardigt en dit goed vervolgens gaat gebruiken voor prestaties die deels of geheel van btw zijn vrijgesteld, werd dit tot 2014 aangemerkt als een met btw belaste integratielevering. De btw werd vervolgens geheven over de waarde van dat vervaardigde goed.
Nu deze integratielevering is afgeschaft, betekent dit geen heffing van btw meer in die gevallen. Daarnaast vervalt daarmee ook het integrale recht op aftrek van btw op de kosten die met die vervaardiging van het goed gemoeid zijn en op basis hiervan legt de inspecteur een naheffingsaanslag op.
Meer dan alleen passieve verhuur
Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigt de aanslag om reden dat de verrichte dienst meer omvatte dan alleen passieve verhuur van onroerende zaken. Volgens het hof is het niet van belang waarvoor de sportaccommodatie door de huurders wordt gebruikt. De objectieve kenmerken van de prestatie zijn hierbij doorslaggevend.
De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof. Aanvullend stelt het hoogste rechtsorgaan dat bij de beoordeling of de dienst meer omvat dan passieve verhuur, het niet van belang is of de huurders het verlaagde btw-tarief voor gelegenheid geven tot sportbeoefening kunnen toepassen.
Er moet alleen worden gekeken naar de prestatie die de stichting zelf verricht, die bepaalt of er al dan niet sprake is van vrijgestelde verhuur. De Hoge Raad concludeert dat de verhuurvrijstelling niet van toepassing is op de door de stichting verrichte prestatie.
Er is terecht geen integratielevering in aanmerking genomen bij de ingebruikneming van het clubgebouw.