
In de opgemaakte akte bij de verkoop van aandelen is tussen een werknemer en de holding van zijn werkgever geen melding gemaakt van een rentevergoeding. Een later uitbetaald bedrag moet niet worden gezien als een rentevergoeding maar als loon, oordeelt het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Een werknemer koopt in 2008 1.558 aandelen in een bv waarin hij zelf werkzaam is. De aandelen vertegenwoordigen een gezamenlijk belang van 4,9%. In de akte is bepaald dat een gedeelte van de koopsom schuldig is gebleven en dat daarover een rentepercentage van 6,5% is afgesproken.
In 2012 verkoopt hij deze aandelen aan de holding van de bv voor een bedrag van € 330.000. Een bedrag van € 130.000 wordt voldaan door de holding en de overige € 200.000 wordt door de holding schuldig erkend wegens geldlening.
Wel aflossingsverplichting, geen rente verschuldigd
In de opgestelde leningsovereenkomst is de holding geen rente verschuldigd, maar wordt wel afgesproken en vastgelegd dat telkens in de maand januari een bedrag van € 50.000 wordt afgelost en de lening uiterlijk in januari 2016 in z’n geheel dient te zijn afgelost. De holding voldoet in januari 2016 de laatste aflossingstermijn van de geldlening, in overeenstemming met de in de akte 2012 bepaalde aflossingsverplichting.
In een e-mail van de algemeen directeur van de holding aan de werknemer wordt melding gemaakt van het feit dat naar aanleiding van het overleg over een eventuele rentevergoeding met betrekking tot de verleden aandelentransactie met bijbehorende lening, de reguliere winstdeling eenmalig per februari 2017 zal worden uitgebreid met een bedrag van € 25.000 bruto. Op dat bedrag heeft de bv loonheffing ingehouden.
De werknemer ziet het uitgekeerde bedrag als een vergoeding voor de lening van € 200.000. Hij stelt daarbij dat hij de holding al voordat de akte 2012 werd gepasseerd erop heeft gewezen dat die akte een fout bevatte en dat hij en de holding toen mondeling overeen zijn gekomen dat die akte ongewijzigd zou worden gepasseerd, maar dat er later op zou worden teruggekomen.
Loon uit dienstbetrekking
De inspecteur bestrijdt dat het bedrag van (bruto) € 25.000 kan worden aangemerkt als een rentevergoeding met betrekking tot de geldlening en stelt dat sprake is van loon uit dienstbetrekking. De werknemer heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting het bedrag eveneens als loon opgegeven.
De inspecteur vindt ook dat in de akte 2012, anders dan in de akte 2008, geen rentevergoeding overeen is gekomen ingeval van voldoening aan de aflossingsverplichtingen. En hij weerspreekt dat sprake is van een fout in de akte 2012 en dat herstel van de vermeende fout nooit heeft plaatsgevonden.
Volgens de inspecteur heeft de bv er, door loonheffing in te houden op dat bedrag, expliciet voor gekozen het bedrag van € 25.000 uit te keren als onderdeel van een winstuitkering, hetgeen ook blijkt uit de verklaring in de e-mail die de algemeen directeur van de holding aan de werknemer heeft gestuurd.
Tantièmeregeling
Het hof is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer het bedrag van € 25.000 heeft genoten uit zijn dienstbetrekking en dat dit bedrag terecht is aangemerkt als loon. Uit de correspondentie met de werkgever kan worden afgeleid dat het bedrag van € 25.000 onderdeel uitmaakt van de tantièmeregeling.
De enkele omstandigheid dat bij de bepaling van de hoogte van het tantième wordt afgeweken van de gebruikelijke methodiek, rechtvaardigt niet de conclusie dat geen sprake is van tantième. Het hof acht aannemelijk dat een onafhankelijke derde die niet in dienstbetrekking werkzaam is bij de bv of de holding, maar die overigens in dezelfde omstandigheden als de werknemer verkeert, de uitkering niet zou hebben ontvangen.
Het hof is dan ook van oordeel dat het bedrag van € 25.000 moet worden aangemerkt als loon.