In het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen een ondernemer en zijn echtgenote leidt een doorzoeking van de woning tot een vondst van € 546.000,- aan contanten. Hof Den Bosch acht de verklaring van de ondernemer niet aannemelijk dat de aangetroffen contanten afkomstig zijn uit het erfdeel na het overlijden van zijn moeder.
Een ondernemer drijft vanaf 2012 samen met zijn echtgenote een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma. In de onderneming wordt een growshop geëxploiteerd. Nadat deze vennootschap in 2014 is ontbonden zet de ondernemer zijn bedrijf voort als eenmanszaak. Per 16 december 2014 is de locatie waar de onderneming was gevestigd, op last van de burgemeester voor de duur van 12 maanden gesloten wegens verkoop van hennepstekken en hennepolie en het voorhanden hebben van hasj. Per 1 april 2016 heeft de ondernemer zijn bedrijf gestaakt.
De ondernemer wordt uitgenodigd door de inspecteur om aangifte IB/PBB/Zvw te doen over de jaren 2012 tot en met 2016. De inspecteur constateert dat er in al de genoemde jaren sprake is van negatief netto privé. Hij besluit daarop een strafrechtelijk onderzoek te doen naar de ondernemer en zijn echtgenote en daarbij wordt op de dakkapel van de woning drugs aangetroffen en plastic zakken met daarin € 546.000,- aan contant geld.
Vermogensvergelijking
Om de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV te kunnen vaststellen stelt de inspecteur een vermogensvergelijking op over de periode 1 januari 2012 tot en met 23 februari 2016. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek legt de inspecteur navorderingsaanslagen en vergrijpboetes op voor de jaren 2012 tot en met 2015. De inspecteur stelt dat er voor de betreffende jaren niet de vereiste aangifte is gedaan en dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek heeft de ondernemer zich beroepen op zijn zwijgrecht en geeft hij geen verklaring over de herkomst van de aangetroffen drugs en contanten. In de bezwaarfase overlegt hij een door een zus van hem op 9 augustus 2016 ten overstaan van een Turkse notaris afgelegde en ondertekende verklaring. Daarin staat dat de zus hem op 5 september 2010 een bedrag van 2.000.000,- Turkse Lira heeft overhandigd uit de erfenis van hun overleden moeder.
De ondernemer legt ter onderbouwing verschillende verklaringen over van familieleden en een tweetal processen-verbaal van verhoren van deskundigen. Voor hof Den Bosch is de vraag of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Bewust inkomsten niet verantwoord
Naar de mening van de inspecteur volgt uit het negatief netto privé en de gevonden contanten en drugs dat de ondernemer in de jaren 2012 tot en met 2016 meer inkomsten moet hebben genoten dan de in de desbetreffende aangiften verantwoorde inkomsten. Bovendien stelt de inspecteur dat sprake is van bewustheid dat er inkomsten zijn genoten die verantwoord hadden moeten worden in de aangiften. Hieruit concludeert de inspecteur dat er sprake is van één of meer gebreken in de respectievelijke aangiften IB/PVV en Zvw. Dat betekent dat de volgens deze aangiften verschuldigde belasting en bijdragen Zvw verhoudingsgewijs aanzienlijk lager zijn dan de werkelijk verschuldigde bedragen.
De ondernemer vindt dat de inspecteur in de opgestelde vermogensvergelijking de uitgaven betreffende Louis Vutton, Balci Reizen, juwelier Schaap en Citroen, de aankoop van meubels en de kosten van levensonderhoud ten onrechte heeft meegenomen, omdat deze uitgaven kunnen zijn bekostigd uit het erfdeel. Hij verwijst naar de verklaring waaruit zou blijken dat hij in september 2010 zijn erfdeel betreffende het overlijden van zijn moeder, in contanten heeft ontvangen. Verder stelt de ondernemer dat de toerekening van genoemd bedrag van € 546.000 in contanten aan de jaren 2012 tot en met 2015 onjuist is, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het door de inspecteur in elk jaar in aanmerking genomen correctiebedrag contant geld en drugs, specifiek in dat jaar heeft genoten.
De stelling van de ondernemer dat de in zijn woning aangetroffen contanten afkomstig zijn uit het erfdeel betreffende het overlijden van zijn moeder, acht het hof niet aannemelijk. Het hof overweegt dat de ondernemer in eerste instantie niets over de contanten heeft willen verklaren, hetgeen vreemd is als die contanten zoals hij stelt op legale wijze door hem zijn verkregen.
Afgelegde verklaringen onduidelijk en niet aannemelijk
Behoudens de verklaring van zijn zus heeft de ondernemer geen ander bewijs aangebracht waaruit de omvang en de ontvangst van dat erfdeel in 2010 zou kunnen volgen. Uit de verklaring van zijn zus volgt niet duidelijk welk deel van de 2.000.000,- Turkse Lira’s aan hem toekwam. De verklaringen van de twee deskundigen zijn algemeen geformuleerd, hebben niet specifiek betrekking op enig erfdeel van de ondernemer en maken de omvang en de ontvangst van enig erfdeel door de ondernemer niet aannemelijk, aldus het hof.
Overigens, als er al van dient te worden uitgegaan dat de ondernemer op enig moment zijn erfdeel in de vorm van een bedrag in contanten heeft ontvangen, dan is nog steeds niet aannemelijk geworden dat de in 2016 aangetroffen contanten in euro’s (geheel dan wel gedeeltelijk) het gepretendeerde erfdeel in Turkse lira’s zouden betreffen. Ook de wijze waarop de contanten in de woning van waren opgeborgen past, zonder toelichting, die ontbreekt, niet bij een legaal verkregen erfdeel en roept vragen op, besluit het hof.
Omdat niet aannemelijk is geworden dat de aangetroffen contanten afkomstig zijn uit enig erfdeel betreffende het overlijden van de ondernemers moeder kan de stelling dat de genoemde uitgaven en eventuele andere uitgaven daaruit bekostigd (kunnen) zijn, evenmin worden aanvaard.
Gelet op de wijze van berekening van het netto-privé en de daarbij gehanteerde uitgangspunten, de vermogensvergelijking/ kasopstelling is gebaseerd op en voldoende onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens uit het strafrechtelijke onderzoek en de daarbij aangetroffen facturen en contanten, is het hof van oordeel dat de berekening van de inspecteur de toets der kritiek kan doorstaan.
De inspecteur heeft overtuigend aangetoond dat het aan de ondernemers (voorwaardelijke) opzet is te wijten dat hij een onjuiste en onvolledige aangifte heeft gedaan, dat de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. De boeten dienen in zoverre in stand te blijven, aldus het slotoordeel van het hof.
Gerechtshof Den Bosch, ECLI:NL:GHSHE:2024:701