Een Nederlander koopt in Duitsland een VW Golf. De auto is op 13 augustus 2018 voor het eerst toegelaten op de openbare weg. De historische nieuwprijs van de auto bedraagt € 35.114,-. De auto is op 7 januari 2019 door de RDW gekeurd en de kilometerstand staat op 6 kilometer. Op 8 januari 2019 doet de koper aangifte voor de BPM om de auto te laten registreren in het Nederlandse kentekenregister. Bij de vraag of sprake is van een “nieuw en ongebruikt” motorrijtuig, kruist hij het antwoord “nee” aan.
Taxatierapport geeft transportschade aan
Bij de aangifte BPM maakt de koper gebruik van een op 4 januari 2019 opgesteld taxatierapport. Volgens het rapport gaat het om een VW Golf die niet meer als nieuw verkocht kan worden in verband met transportschade rondom. De handelsinkoopwaarde van de auto (in beschadigde staat) is bepaald op € 18.278,-. De koper heeft de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat berekend aan de hand van een koerslijst. Hieruit volgt een handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat van € 19.971,-. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde vervolgens vastgesteld door op de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat een bedrag van € 1.693,- getaxeerde schade in mindering te brengen waardoor de handelsinkoopwaarde uitkomt op € 18.278,-.
De vermindering van de BPM berekent de koper door op de historische nieuwprijs bij verkoop van € 35.114,- de huidige inkoopwaarde in Nederland van € 18.271,- in mindering te brengen, zodat een werkelijke afschrijving van € 16.843,- ontstaat. De auto is op 14 januari 2019 geregistreerd in het kentekenregister.
Auto is onterecht als “gebruikt” aangegeven
De inspecteur bericht de koper dat hij van plan is om een naheffingsaanslag BPM op te leggen. Als argument voert de inspecteur aan dat het voertuig als ‘gebruikt’ is aangegeven maar dat die moet worden aangemerkt als “nieuw en ongebruikt”. Hij wijst daarbij op een arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI5100, waarin staat dat sprake is van een nieuw en ongebruikt voertuig wanneer dit na de vervaardiging en eventuele eerste registratie, dan wel eerste tenaamstelling niet of nauwelijks in gebruik is geweest. De RDW heeft op 7 januari 2019 een kilometerstand van 6 kilometer afgelezen. En omdat de auto als nieuw en ongebruikt wordt aangemerkt kan de koper volgens de inspecteur geen aanspraak maken op een vermindering van de belasting.
De koper maakt bezwaar tegen de naheffingsaanslag BPM bij de rechtbank Noord-Nederland en later in beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voor de beoordeling van het geschil verwijst het hof naar een uitspraak van de Hoge Raad van 16 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1528. Uit deze uitspraak volgt dat “met een gebruikte personenauto in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet is bedoeld de personenauto die in het buitenland geregistreerd is geweest met het oog op toelating op de weg en die ook daadwerkelijk aldaar op de weg in gebruik is geweest. Daarom blijft de personenauto die na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks op de weg is gebruikt, voor de toepassing van artikel 10, lid 1, van de Wet aangemerkt als een nieuwe personenauto”.
Eventuele waardedaling heeft geen invloed op hoogte BPM
Het hof geeft enkele omstandigheden aan die de conclusie niet kunnen rechtvaardigen dat die personenauto daadwerkelijk op de weg in gebruik is geweest. Bij voorbeeld wanneer een personenauto eerder in een andere lidstaat geregistreerd is geweest, dat sinds de vervaardiging van de auto zodanige tijd is verstreken dat de fabrieksgarantie is verlopen. Of wanneer het gaat om een verouderd model personenauto, of dat een personenauto voorafgaande aan de eerste ingebruikneming op de weg schade in welke vorm dan ook heeft opgelopen. Die omstandigheden kunnen volgens het hof wel voor een ongebruikte personenauto ten opzichte van de catalogusprijs als bedoeld in artikel 9, lid 4, van de Wet een waardedaling betekenen. Maar dat heeft geen invloed op de hoogte van de verschuldigde bpm, zo volgt uit artikel 9, lid 1, van de Wet.
Het hof overweegt dat bij de opname van de auto door de taxateur van de koper op 4 januari 2019 de kilometerstand van de auto blijkens het taxatierapport ‘6’ was. Bij de keuring door de RDW op 7 januari 2019 is voor de auto eveneens een kilometerstand van ‘6’ uitgelezen. De koper heeft op basis van het taxatierapport aangifte BPM gedaan, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de auto op 14 januari 2019 (datum registratie in kentekenregister) eveneens een kilometerstand ‘6’ had. Als de auto, zoals de koper stelt, mogelijk al voor dat tijdstip in gebruik werd genomen en dus de kilometerstand op 14 januari 2019 een andere (meer kilometers) was, dan zou de kilometerstand op het moment van het gebruik maken van de openbare weg, derhalve eveneens ‘6’ in aanmerking moeten worden genomen.
Geen vermindering BPM, wel immateriële schadevergoeding
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2020 kan het hof niet anders beslissen dan dat de auto niet kan worden aangemerkt als een ‘gebruikte personenauto’ in de zin van artikel van artikel 10, eerste lid, van de Wet BPM. Voor de berekening van de voor de registratie van de auto verschuldigde BPM kan dus geen vermindering in aanmerking worden genomen.
De koper krijgt wel een immateriële schadevergoeding van € 500,- omdat de redelijke termijn in de hogerberoepsfase met ruim vier maanden is overschreden. Van bijzondere omstandigheden, die een verlenging van de redelijke termijn in hoger beroep rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2024:5495