Het bedrijf en zijn boekhoudkantoor werkten sinds september 2018 samen. Vanaf 2019 deed het boekhoudkantoor onder andere de btw-aangifte voor zijn klant in Duitsland verzorgt. Vanaf oktober 2020 rolden er bij het bedrijf verschillende brieven op de mat van de Duitse fiscus. De btw-aangifte zou niet of te laat zijn gedaan. Het boekhoudkantoor verklaarde dat de btw-aangifte steeds keurig was gedaan en dat zij het probleem met de Duitse fiscus zou bespreken en oplossen.
Duitse fiscus
Maar dat gebeurde niet want op een bepaald moment werd de webshop van het bedrijf in Duitsland op last van de belastingdienst aldaar geblokkeerd. Voor het bedrijf was dit de reden om de samenwerking met het boekhoudkantoor te beëindigen en verantwoordelijk te houden voor de geleden financiële schade. Die zou bestaan uit verbeurde boetes (€ 46.929,82), misgelopen omzet (€ 12.000,-) en kosten die aan de Duitse belastingspecialist zijn betaald (€ 3.890,-). Daarnaast vorderde het bedrijf vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Omdat het boekhoudkantoor ontkende dat zij verantwoordelijk was, troffen de partijen elkaar in de rechtbank.
De rechter bekeek allereerst de gemaakte afspraken. Het bedrijf was verantwoordelijk voor het volledig, juist en tijdig aanleveren van de benodigde gegevens. Het boekhoudkantoor zou vervolgens aan de hand van die gegevens de btw-aangiftes opstellen en bij de Duitse fiscus indienen. Ook zou het op tijd een betalingsopdracht klaarzetten om het verschuldigde bedrag aan de Duitse fiscus te betalen. De klant was zelf verantwoordelijk voor het tijdig betalen van deze opdrachten.
‘Niets aan de hand’
Uit het dossier blijkt volgens de rechtbank dat het boekhoudkantoor niet altijd als goed opdrachtnemer handelde. De klant stuurde de brieven van de Duitse fiscus steeds door met de vraag of het iets met deze brieven moest doen en dat men niet begreep waarom deze brieven werden gestuurd. Het boekhoudkantoor reageerde steeds dat er niets aan de hand was en dat men zou nagaan waarom de brieven werden verstuurd. Desondanks bleven de brieven komen. Dit had voor het boekhoudkantoor een signaal moeten zijn dat er iets in het aangifteproces niet goed ging.
Betalen, maar hoeveel?
Hoewel het aannemelijk is dat de klant schade heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van zijn boekhoudkantoor kon de rechtbank de omvang van de schade niet vaststellen. De rechtbank stelde het bedrijf in de gelegenheid de schade in een akte nader te onderbouwen. Na ontvangst van de nadere onderbouwing van de schade mag het boekhoudkantoor op die onderbouwing reageren. De rechtbank zal daarna beoordelen of er een eindvonnis gewezen kan worden, of dat er verdere processuele handelingen nodig zijn.
Lees hier de uitspraak.