Dit omdat de gegevensverstrekking berust op een wettelijke verplichting uit de in 2015 goedgekeurde Nederlands-Amerikaanse FATCA-overeenkomst (NL IGA).
Toeval-Amerikanen
Toeval-Amerikanen zijn Nederlanders die door geboorte in de Verenigde Staten automatisch ook de Amerikaanse nationaliteit hebben, maar vaak al snel daarna het land verlieten. Onder de Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) moeten financiële instellingen wereldwijd rekeningen rapporteren van personen met de Amerikaanse nationaliteit. Dit kan leiden tot nadelige fiscale en administratieve gevolgen voor betrokkenen.
Verwerking gegevens
De eisers verzochten de minister van Financiën de gegevensverstrekking te beperken (art. 18 AVG) en maakten bezwaar tegen de verwerking (art. 21 AVG). De rechtbank wijst beide verzoeken af. Omdat de NL IGA door het parlement is goedgekeurd en daarmee geldt als “lidstatelijk recht” in de zin van art. 6 lid 3 AVG, is sprake van een wettelijke plicht tot gegevensverstrekking (art. 6 lid 1 sub c AVG). Hierdoor is noch het recht op beperking noch het recht van bezwaar van toepassing.
Begrip voor frustratie
De rechtbank toont begrip voor de frustratie van de eisers: “Eisers hebben duidelijk gemaakt dat zij door het hebben van een dubbele nationaliteit nadelige gevolgen ondervinden als gevolg van Amerikaanse wetgeving. De rechtbank kan begrijpen dat de uitwisseling van financiële gegevens van eisers met de VS door de Belastingdienst een zekere impact kan hebben.”
Oordeel
Toch laat dat onverlet dat de rechter gebonden is aan het juridische toetsingskader. Dat de eisers pas ter zitting expliciet een beroep deden op het recht op vergetelheid (art. 17 AVG) maakt volgens de rechtbank dat dit verzoek niet in de procedure kan worden meegenomen.
Ook het beroep op een recente Belgische uitspraak, waarin de Belgische toezichthouder de FATCA-datadoorgifte kritiseert, mocht niet baten. De rechtbank wijst erop dat de Belgische beslissing geen verbod inhield, dat de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens een ander standpunt heeft ingenomen, en dat in België nog beroep openstaat.
De conclusie is duidelijk: de beroepen zijn ongegrond en de minister mocht de verzoeken afwijzen. Er is ook geen ruimte voor een proceskosten- of griffierechtvergoeding, luidt het oordeel.
