De leden Van der Lee (GroenLinks-PvdA) en Van Nispen (SP) stelden vragen aan de ministers van Financiën en van Justitie en Veiligheid. Het demissionaire kabinet geeft voorlopig geen nieuwe inhoudelijke appreciatie over het initiatiefwetsvoorstel voor een Centraal Aandeelhoudersregister, blijkt uit de beantwoording.
Het wetsvoorstel, dat sinds 2017 aanhangig is bij de Tweede Kamer, beoogt een centraal register op te richten waarin alle aandeelhouders van besloten vennootschappen en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen worden geregistreerd. Het register zou, mede volgens het KPMG-rapport Krachten gebundeld (2023), de poortwachtersfunctie in Nederland versterken door meer transparantie en effectievere bestrijding van financiële en economische criminaliteit te faciliteren.
Kabinet wijst naar Tweede Kamer
Het kabinet benadrukt in de beantwoording dat het aan de Tweede Kamer is om de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel voort te zetten. Pas bij die gelegenheid zal het kabinet een nadere appreciatie geven, ondanks eerdere toezeggingen van de minister van Justitie en Veiligheid om vóór de zomer van 2025 met een inhoudelijk standpunt te komen.
Complementariteit met UBO-register
Een belangrijk thema in de beantwoording betreft de verhouding tussen het beoogde CAHR en het bestaande UBO-register. Het kabinet wijst erop dat het UBO-register niet bedoeld is als een volledig aandeelhoudersregister, maar als een instrument om uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) met zeggenschap of eigendomsbelang vanaf 25% te identificeren.
Het CAHR zou daarentegen, indien gerealiseerd, alle aandeelhouders registreren ongeacht het belang, waarmee volgens de initiatiefnemers een ‘transparantiegat’ kan worden gedicht. Het kabinet onderschrijft dat beide registers complementair kunnen zijn, maar plaatst vraagtekens bij de praktische uitwerking en financiële consequenties van het initiatiefwetsvoorstel: “In het aangehaalde kabinetstandpunt heeft het toenmalige kabinet wel algemeen opgemerkt dat op grond van het initiatiefwetsvoorstel slechts in beperkte mate duidelijk wordt gemaakt hoe de verdere uitwerking van het initiatiefwetsvoorstel gestalte zal krijgen. Dat maakt het onvoldoende mogelijk het voorliggende initiatiefwetsvoorstel op inhoudelijke gronden te beoordelen en de toegevoegde waarde te bepalen. In het verlengde daarvan is opgemerkt dat het niet mogelijk is een goede schatting van de financiële gevolgen te maken.”
Betrouwbaarheid en uitvoering
In de beantwoording wordt verder stilgestaan bij de betrouwbaarheid van gegevens. Hoewel het CAHR gebruik zou maken van notariële akten en daarmee volgens de initiatiefnemers betrouwbaardere gegevens zou bieden dan het UBO-register (dat grotendeels afhankelijk is van zelfregistratie), wijst het kabinet erop dat beide registers verschillende doelen en kwaliteitsmechanismen kennen.
Het recente standpunt van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), waarin zij pleit voor invoering van het CAHR en aangeeft technisch in staat te zijn het register te beheren, wordt door het kabinet voor kennisgeving aangenomen. Het kabinet ziet geen rol voor zichzelf zolang de plenaire behandeling door de Kamer niet is hervat en wijst erop dat eerdere uitvoeringstoetsen niet door het kabinet maar door de initiatiefnemers zijn geïnitieerd.
Beantwoording Kamervragen inzake initiatiefwetsvoorstel Centraal Aandeelhoudersregister
