De partijen vroegen om heroverweging, omdat uit de impactanalyse van onderzoeksbureau Significant APE blijkt dat de maatregel leidt tot vraaguitval, omzetverlies en een verslechterde positie van kleine ondernemers, vooral in de grensregio’s.
Geen herziening
Het kabinet erkent dat het afschaffen van het verlaagde tarief “impactvol” is, maar houdt vast aan de maatregel. “Een fiscaal voordeel dat deze sector jarenlang heeft gehad komt te vervallen,” schrijft Heijnen. Het verlaagde tarief werd in 1969 ingevoerd vanwege de “zwakke concurrentiepositie van Nederland door klimatologische omstandigheden”. Volgens Heijnen is dat argument niet meer relevant.
Financiële compensatie voor getroffen ondernemers zou volgens hem “het nut van de afschaffing gedeeltelijk tenietdoen”. De staatssecretaris benadrukt dat de opbrengst – ruim €1,1 miljard per jaar – noodzakelijk is voor het koopkrachtpakket van het kabinet. Terugdraaien zou bovendien leiden tot een grote budgettaire derving en terugbetalingen van reeds voldane btw over vooruitboekingen.
Grensregio’s niet uitgezonderd
Ondernemers in de grensstreek vrezen een concurrentienadeel ten opzichte van België en Duitsland, waar lagere btw-tarieven gelden (6 en 7 procent). Toch sluit Heijnen een uitzonderingsregeling uit. Het fiscale neutraliteitsbeginsel verbiedt het om dezelfde prestaties verschillend te belasten. Daarnaast is het volgens hem ondoenlijk vast te stellen wat precies een grensregio is: “Tien, vijfentwintig of vijftig kilometer?” Een dergelijke uitzondering zou volgens hem bovendien leiden tot verschuivende grenseffecten, waarna de tariefsverhoging alsnog landelijk zou gelden.
Beperkt geraakt
De impactanalyse laat zien dat vooral kleine logiesverstrekkers, zoals bed & breakfasts en campings, het moeilijk zullen krijgen. Heijnen wijst erop dat ondernemers met een jaaromzet tot €20.000 gebruik kunnen maken van de kleineondernemersregeling, waardoor zij geen btw hoeven af te dragen. Tegelijkertijd erkent hij dat dit een beperkte groep betreft. Volgens de staatssecretaris is het verlaagde tarief geen geschikt instrument om het mkb te ondersteunen. Hij verwacht dat Nederland, ondanks de verhoging, aantrekkelijk blijft voor toeristen vanwege “natuur, cultuur en bezienswaardigheden”.
Belastingopbrengst
De oppositie vreest dat hogere prijzen leiden tot minder overnachtingen en daardoor tot lagere belastinginkomsten. Heijnen bestrijdt dat. De vraag naar logies daalt wel, maar niet genoeg om de btw-opbrengst te drukken. Bovendien zullen consumenten hun geld aan andere, eveneens btw-belaste uitgaven besteden. Met mogelijke verschuivingen naar het buitenland is in de raming al rekening gehouden. De opbrengst – waarvan €364 miljoen afkomstig is van hotels en pensions – is volgens het ministerie “realistisch en door het Centraal Planbureau als redelijk en neutraal beoordeeld”.
Kritiek ABN AMRO
Heijnen gaat ook in op kritiek van ABN AMRO, dat stelde dat de raming gedragseffecten onderschat en geen rekening houdt met zakelijke reizigers. Volgens hem klopt dat niet. In de raming is wel degelijk rekening gehouden met zakelijke reizigers en met andere vormen van logies zoals vakantieparken en short-stay. De staatssecretaris wijst erop dat Significant APE de consumentenvraag heeft gemeten via een keuze-experiment. Daarbij wordt gevraagd naar intenties, die vaak worden overschat. Het verwachte omzetverlies bedraagt volgens het basisscenario 8,5 procent, met een bandbreedte van –6,5 tot –22 procent.
Politiek vervolg
Na de Algemene Financiële Beschouwingen nam de Tweede Kamer de motie-Vermeer aan, waarin het kabinet wordt gevraagd toe te lichten hoe bij de raming rekening is gehouden met gedragseffecten. Heijnen heeft toegezegd daarover te rapporteren bij het Belastingplan 2026.
Lees hier de brief van de staatssecretaris.
