De NOB heeft in een notitie drie mogelijke alternatieven voor de box 3-belasting onder de loep genomen. Volgens de belastingadviseurs zijn verhoging van het heffingvrije vermogen, een tegenbewijsregeling of aansluiten bij het werkelijke rendement alledrie reële opties.
De orde heeft getoetst in hoeverre een oplossing bijdraagt aan een verlaging van belastingdruk op bestanddelen van box 3 die geen of zeer weinig rendement genereren, of de oplossing uitvoerbaar is en of de oplossing fraudegevoelig is. ‘De NOB is van opvatting dat een (beperkte) aanpassing per 1 januari 2020 nodig is om voorzichtige spaarders rechtsherstel en dus rechtszekerheid te bieden. Daarmee wordt tevens voorkomen dat grote groepen belastingplichtigen opnieuw (dus ook voor de jaren 2020 en verder) massaal in bezwaar gaan, met hoge kosten voor de belastingbetaler en hoge uitvoeringslasten voor de Belastingdienst als gevolg.’
Verhogen heffingsdrempel
Verhogen van het heffingvrije vermogen (nu € 30.360) is eenvoudig uit te voeren. ‘Het effect is ook dat ook belastingplichtigen met een hoog rendement hiervan profiteren en de Benthamse progressie wordt vergroot. Verder vereist dit een aanzienlijke verhoging van het heffingvrije vermogen om voor alle belastingplichtigen in box 3, die grote bedragen in spaartegoeden hebben belegd, tot een acceptabele heffing te komen over spaartegoeden.’ Daarom vindt de orde deze optie minder geschikt.
Tegenbewijsregeling
Het invoeren van een tegenbewijsregeling, waarbij belastingplichtigen bij voldoende bewijs worden belast over het werkelijke rendement, kent veel varianten. ‘De orde acht de variant die het meest aansluit op het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019, die waarbij het gemiddelde fictieve rendement op het totale vermogen wordt bepaald en dit gemiddelde rendementspercentage vervolgens wordt vergeleken met het werkelijke rendementspercentage op spaartegoeden.’ Wel zorgt dat voor hogere administratieve lasten. Die kunnen worden beperkt door het laagste bedrag van het totaal aan spaartegoeden op 1 januari en 31 december van het belastingjaar te nemen, waarbij de orde twee varianten uitwerkt.
Werkelijk rendement
Aansluiten bij het werkelijk rendement zou vrij eenvoudig kunnen doordat bankgegevens automatisch worden uitgewisseld, vindt de orde. ‘Voor de afbakening kan worden aangesloten bij het begrip ‘deposito’ in de WFT.’ Door voor één vermogenscategorie aan te sluiten bij het werkelijk rendement, zou ‘peildatumarbitrage’ kunnen optreden. ‘De orde merkt op dat het risico van dergelijke arbitrage niet moet worden overschat. Zo zullen jaarlijks dubbele transactiekosten gemaakt moeten worden om dergelijke arbitrage te realiseren. Deze kosten zijn dermate hoog dat dit naar de mening van de Orde voldoende prohibitief zal zijn.’ Een eenvoudigere benadering is om afwijkingen boven een bepaalde omvang in het saldo aan spaartegoeden op peildatum ten opzichte van het gemiddeld dagsaldo over het voorgaande jaar te negeren en toe te voegen aan de overige bezittingen waarvoor het hoge forfaitair rendement geldt. ‘In deze optie wordt ook een stap gezet naar een heffing op basis van werkelijk rendement.’
Handschoen oppakken
De NOB vindt de drie kortetermijnoplossingen reëel omdat het gaat om een overgangsmaatregel die automatisch eindigt als wordt overgegaan op het
nieuwe systeem van het belasten van vermogensinkomsten. Bovendien sluiten de voorstellen aan bij informatie die al beschikbaar is bij de Belastingdienst en opzettelijk misbruik kan worden voorkomen met gerichte antimisbruikmaatregelen. ‘De Orde meent, gelet op het bovenstaande, dat het kabinet naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad de handschoen moet oppakken en een serieuze poging moet doen om via tijdelijke oplossingen reeds met ingang van het belastingjaar 2020 te voorzien in nieuwe wetgeving. Deze nieuwe wetgeving kan tevens een goede leidraad vormen voor het belastingjaar 2019 en oudere belastingjaren. Hiermee wordt tevens bereikt dat de Belastingdienst over een duidelijke richtlijn beschikt om geschillen met de individuele burgers handzaam en met een ‘menselijke maat’ op te lossen.’