
De wet bepaalt dat de forfaitaire rendementspercentages voor spaartegoeden en schulden pas na afloop van het jaar worden vastgesteld, zodat ze zo goed mogelijk aansluiten bij de werkelijke rendementen. De percentages zijn gebaseerd op gemiddelde rentestanden van de eerste elf maanden van het jaar, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB). Deze gegevens zijn echter pas in januari beschikbaar, waardoor december buiten beschouwing wordt gelaten.
Hoewel de benodigde data begin januari bekend zijn, duurt het daarna nog enkele weken voordat de ministeriële regeling wordt opgesteld en getoetst door de Belastingdienst. Dit jaar werden de percentages op 22 januari doorgezet naar de Belastingdienst, zodat ze in de digitale aangifte konden worden verwerkt. De definitieve publicatie in de Staatscourant volgde op 7 maart.
Kritiek en verbetering
Kamerlid Van Eijk vraagt zich af waarom het publiceren van slechts twee getallen drie maanden in beslag neemt. Staatssecretaris Van Oostenbruggen erkent in zijn antwoorden op de Kamervragen van het VVD-lid dat het om een relatief eenvoudige regeling gaat. Hij zegt toe zich in te spannen om de publicatie volgend jaar vóór 1 maart 2026 te laten plaatsvinden.
Juridische gevolgen
Op de vraag of de late publicatie tot rechtszaken kan leiden, antwoordt Van Oostenbruggen dat er geen sprake is van een formele vertraging, omdat de wet geen uiterste publicatiedatum stelt. Hij verwacht dan ook geen juridische procedures. Wel benadrukte hij dat de huidige werkwijze tijdelijk is, totdat de nieuwe Wet werkelijk rendement wordt ingevoerd, die een eerlijker belastingstelsel voor vermogen moet brengen.
Lees hier de antwoorden.