De arbeidsinspectie constateerde bij controles in 2007 bij een exploitant van een Chinees-Indisch restaurant dat er onbekende personen werkten die niet opgenomen waren in de salarisadministratie. In 2008 werd een boekenonderzoek ingesteld bij de restauranteigenaar. Daarbij werd onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 beoordeeld. Had hij loonbelasting moeten betalen?
Volgens de belastinginspecteur wel. Op grond van de constatering van de arbeidsinspectie, nam deze twee werknemers voor in de keuken in de correctieberekening voor de loonheffing mee voor 85 uur per maand per werknemer (in totaal 170 uur). De restauranteigenaar was het echter niet eens met de inspecteur en de Rechtbank verklaard zijn beroep gegrond.
De inspecteur liet het er echter niet bij zitten en uiteindelijk werd deze in het gelijk gesteld. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de uitspraak tenietgedaan en het beroep gegrond verklaard. Vervolgens werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof ’s Hertogenbosch.
Het Hof is van oordeel dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet ten aanzien van het niet afdragen van loonheffing ter zake van bij controle geconstateerde arbeidskrachten. Omdat de omvang van de heffing met omkering van de bewijslast is vastgesteld ziet het Hof aanleiding om de boete met 15% te matigen. Daarnaast is een matiging van 15% op zijn plaats vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof ziet geen aanleiding voor een matiging wegens financiële omstandigheden, omdat belanghebbende geen inzicht heeft verschaft in zijn financiële omstandigheden.