Toen ik jaren geleden begon als jonge btw-adviseur in de internationale praktijk, hadden we in gesprekken met buitenlandse cliënten een aantal argumenten waarom deze cliënten toch echt hun goederenstroom via Nederland moesten laten lopen. Eén van die argumenten was de zogenaamde “verleggingsregeling bij invoer”, ook wel bekend als de “artikel 23-vergunning”.
Invoer
Hoe zat dat ook weer? Als goederen worden ingevoerd in het vrije verkeer van de Europese Unie, moet voor deze goederen een aangifte ten invoer worden gedaan. Op dat moment moet de importeur invoerrechten en invoer-btw betalen. De invoerrechten zijn kostprijsverhogend, maar de invoer-btw kan door de importeur in het algemeen als voorbelasting in aftrek worden gebracht in zijn periodieke btw-aangifte. Omdat er nogal wat tijd kan zitten tussen het moment van betalen van de invoer-btw en het weer terugvragen in de btw-aangifte, heeft de importeur een financieringsnadeel. Stel: goederen worden geïmporteerd op 2 januari 2022 en de importeur doet kwartaalaangifte, dan kan pas in april de invoer-btw in de aangifte worden afgetrokken.
Verleggingsregeling bij invoer
Omdat financieringsnadeel teniet te doen, kende Nederland al bij de invoering van de Wet op de omzetbelasting 1968 de mogelijkheid om de heffing van invoer-btw te verleggen naar de periodieke aangifte. Dat houdt in dat de importeur niet meer op het moment van de invoeraangifte de btw moet betalen, maar dat in de btw-aangifte wordt aangegeven hoeveel invoer-btw verschuldigd is (te betalen). De verschuldigde invoer-btw kan in dezelfde btw-aangifte als voorbelasting in aftrek worden gebracht, dus per saldo betaalt de importeur geen invoer-btw meer. Als er voor miljoenen geïmporteerd wordt, kan dat een flink cashflow- en rentevoordeel opleveren.
Vergunning
Om gebruik te mogen maken van de verleggingsregeling bij invoer, moet de importeur (behoudens een aantal aangewezen gevallen) een vergunning aanvragen bij de Belastingdienst: de al eerder genoemde “artikel 23-vergunning. Ook ondernemers die goederen importeren in Nederland maar niet in Nederland zijn gevestigd (en ook geen vaste inrichting hebben), kunnen gebruik maken van de verleggingsregeling bij invoer. Echter, hiervoor geldt als aanvullende voorwaarde dat de niet-in-Nederland-gevestigde importeur een fiscaal vertegenwoordiger aanstelt.
Nederland was uniek
Jarenlang was Nederland uniek met deze verleggingsregeling bij invoer en was dit een belangrijk argument voor (buitenlandse) importeurs om de goederenstroom via Nederland te laten lopen, maar intussen hebben ook de ons omringende landen vergelijkbare regelingen geïmplementeerd. In België kan iedere ondernemer een vergunning aanvragen om de verleggingsregeling te mogen toepassen. Buitenlandse ondernemers hebben daarvoor geen fiscaal vertegenwoordiger nodig. Onlangs werd bekend dat Frankrijk nog een stapje verder gaat: verleggen van de invoer-btw wordt zelfs verplicht voor alle ondernemers!
Nederland minder aantrekkelijk als “gateway to Europe”
Aangezien Nederland voor buitenlandse ondernemers die gebruik willen maken van de verleggingsregeling bij invoer nog steeds de voorwaarde stelt van fiscale vertegenwoordiging (met de daaraan onvermijdelijk verbonden kosten), zien we dat veel buitenlandse ondernemers hun goederenstroom verleggen naar België en Frankrijk. Zeevracht komt nu via Antwerpen of Le Havre de Europese Unie binnen, want daar kan op eenvoudiger wijze gebruik worden gemaakt van de verleggingsregeling bij invoer. Naast een effect op de fiscale praktijk heeft dit met name gevolgen voor de Nederlandse economie in brede zin, zoals voor het havenbedrijf en logistieke dienstverleners.
Afsluiting
Toen Nederland de verleggingsregeling implementeerde, zullen er redenen geweest zijn om voor buitenlandse ondernemers een fiscaal vertegenwoordiger verplicht te stellen. Als er iets fout ging, kon de Belastingdienst bij de fiscaal vertegenwoordiger aankloppen om btw-schulden te innen. In de huidige (grotendeels gedigitaliseerde) wereld, lijkt die noodzaak veel minder noodzakelijk. Met verschillende landen zijn afspraken gemaakt over wederzijdse bijstand en digitaal wordt heel veel informatie uitgewisseld.
Waar Nederland ooit trendsetter was met de verleggingsregeling bij invoer, staan we nu al jaren stil. Laten we dan tenminste trendvolger worden en de verleggingsregeling bij invoer vereenvoudigen, door de voorwaarde voor fiscale vertegenwoordiging voor buitenlandse ondernemers te schrappen en ze direct toegang te verlenen voor de btw verlegging bij invoer op grond van artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting.
Marco de Weerd, adviseur omzetbelasting, Moore MTH