Per 1 april 2017 is de wet uitfasering pensioen in eigen beheer – PEB – in werking getreden. Deze wet is bedoeld om een probleem waar veel directeuren-grootaandeelhouders mee worstelen op te lossen. Door de lage rekenrente is de pensioenvoorziening in de commerciële jaarrekening een stuk hoger dan de fiscale pensioenvoorziening. Uiterlijk voor 1 juli 2017 moeten de DGA’s de pensioenopbouw in eigen beheer hebben gestaakt. Uit welke mogelijkheden kan de DGA kiezen?
Vanaf 1 april 2017 heeft de DGA de volgende mogelijkheden:
- Alleen de pensioenopbouw staken, de bestaande pensioenrechten in stand houden;
- De pensioenrechten omzetten in een oudedagsverplichting (ODV);
- Met korting afkopen van de pensioenrechten, waarbij de hoogste korting in 2017 (34,5%) wordt genoten en de korting in 2018 (25%) en 2019 (19,5%) wordt afgebouwd.
Afkopen pensioenrechten
Bij de keuze voor één van de mogelijkheden spelen verschillende aspecten. Het is dus niet op voorhand mogelijk om in alle gevallen één variant aan te wijzen die de voorkeur geniet. Wel denk ik dat er voorzichtig moet worden omgegaan met de keuze om voor een afkoop kiezen. Een afkoop is om de volgende redenen fiscaal helemaal niet aantrekkelijk:
- Er is in één keer een aanzienlijk bedrag aan inkomstenbelasting verschuldigd.
Als niet wordt afgekocht, kan afrekenen over de belastingclaim worden uitgesteld. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op. Dat zal in veel gevallen voordelig blijken, zeker als er weinig tot geen pensioen is opgebouwd. - De netto pensioenuitkering gaat onderdeel uitmaken van de box 3 rendementsgrondslag. Dat kun je oplossen door de netto pensioenuitkering terug te storten in de BV ten titel van kapitaalstorting. De pensioenuitkering verhoogt daarmee het fiscaal opgeofferde bedrag van de aandelen en maakt geen deel meer uit van de box 3 rendementsgrondslag.
- Het vrijvallen van de pensioenvoorziening zal ertoe leiden dat er bij een overlijden meer erf- en/of inkomstenbelasting verschuldigd is.
Kiest men voor een omzetting in een ODV, dan blijft die ook na een overlijden als verplichting op de balans staan. Als de DGA overlijdt, hebben zijn erfgenamen recht op uitbetaling van de resterende termijnen. Omdat de verplichting blijft bestaan, is er minder erfbelasting en mogelijk minder inkomstenbelasting verschuldigd.
Wel/geen imputatie op de vrijstelling
Als de uitkeringen aan de partner toekomen, treedt imputatie op de vrijstelling op, vergelijkbaar met de verkrijging van pensioenrechten. Als de uitkeringen aan een andere erfgenaam toekomen (niet de partner), treedt er geen imputatie op. Er is dus enige planning mogelijk ten aanzien van de termijnen uit de ODV. Wellicht kunnen die toekomen aan een erfgenaam met een laag of geen inkomen in box 1.
De staatssecretaris van Financiën hoopt met de kortingsmaatregel DGA’s te verleiden om het pensioen in één keer af te kopen. Ik verwacht dat er vaak wordt gekozen voor omzetting in een ODV. Onder andere vanwege de hiervoor genoemde punten. De praktijk zal moeten uitwijzen of de wetswijziging een succes wordt voor de schatkist of dat de belastinginkomsten over een langere periode geïnd zullen worden.
Ewoud de Ruiter is fiscaal jurist en directeur van 3RRR Belastingadviseurs bv.