De staatssecretaris van financiën, Menno Snel, heeft de nota naar aanleiding van het verslag bij de uitfasering van de regeling Hillen naar de Tweede Kamer gestuurd. In het verslag geeft hij onder meer aan dat het onuitvoerbaar is om bij de uitfasering van de regeling een uitzondering te maken voor bestaande gevallen.
De regeling Hillen of de Hillen-aftrek betreft de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Snel geeft in de nota antwoord op vragen van leden van de fracties van de VVD, de PVV, het CDA, D66, de SP, de PvdA, de ChristenUnie, 50PLUS, DENK en de SGP. Ook gaat hij in op het commentaar van de NOB. De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft de mogelijkheid geopperd om zowel de voordelen uit eigen woning als de aftrekbare kosten te belasten tegen het eerste schijftarief. Volgens Snel past het niet binnen het huidige belastingstelsel, waarbij de eigen woning een bron van inkomen in box 1 is, om inkomsten die tot dezelfde box behoren afhankelijk van de herkomst tegen een hoger dan wel lager tarief te belasten.
Geen uitzondering bestaande gevallen
De staatssecretaris geeft verder aan dat het onuitvoerbaar is om bij de uitfasering van de regeling een uitzondering te maken voor bestaande gevallen. Snel: ‘Een uitzondering voor bestaande gevallen zou onuitvoerbaar zijn. Daarnaast is gekozen voor een uitfaseringstermijn van 30 jaar waardoor ook voor bestaande gevallen het recht op de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld in zeer kleine stappen vervalt. Feitelijk fungeert deze gefaseerde afbouw daarmee als een overgangsmaatregel. Verder geldt er weliswaar geen rechtstreekse compensatiemaatregel voor de uitfasering van de regeling Hillen, maar profiteren juist bestaande Hillen-gevallen van de verlaging van het EWF doordat deze groep geen of in mindere mate last ondervindt van de verlaging van het tarief waartegen de aftrek van eigenwoningrente kan worden verzilverd. Tot slot gaat gezien het gehele pakket aan maatregelen uit het regeerakkoord vrijwel iedere belastingplichtige erop vooruit.’
Verwerking in voorlopige aanslagregeling 2019
Als de stemmingen in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel na 23 november plaatsvinden, kan de Belastingdienst de uitfasering van de regeling Hillen niet meer in de voorlopige aanslagregeling 2019 verwerken. Dit kan in feite tot twee situaties leiden, schrijft de staatssecretaris. ‘Ten eerste kan de inwerkingtreding van de maatregelen uit het wetsvoorstel met een jaar worden uitgesteld. Als de uitfasering een jaar later ingaat, is er in 2019 direct een budgettaire derving van € 24 miljoen structureel. Deze neemt vervolgens toe tot uiteindelijk € 35 miljoen per jaar in 2041. Dit is exclusief het effect op toeslagen. Pas in 2049 is de budgettaire derving weer ingelopen. Tussentijds ontstaat er een gecumuleerde derving (in constante prijzen) van circa € 900 miljoen. In elk geval zou de dekking van de derving voor het jaar 2019 dan gevonden moeten worden buiten de onderhavige maatregel. Een tweede situatie kan zijn dat de inwerkingtreding van de wetswijziging niet wordt uitgesteld. Dat zou betekenen dat bijna 400.000 belastingplichtigen die op dit moment de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld in hun voorlopige aanslagregeling hebben zitten, een verkeerde, te lage, voorlopige aanslag opgelegd krijgen en bij hun definitieve aanslagregeling moeten bijbetalen.’ Beide scenario’s worden door Snel als zeer onwenselijk beschouwd.