De op woensdag 20 december door het Amerikaanse Congres goedgekeurde belastinghervorming leidt ertoe dat het belang van Nederland in de belastingplanning van multinationals afneemt, constateert het FD. In sommige gevallen blijft het echter voor Amerikaanse multinationals aantrekkelijk winst in het buitenland te laten terechtkomen en daar af te rekenen met de fiscus. Nederland kan hierin een rol blijven spelen.
Intellectueel eigendom
De federale winst- of vennootschapsbelasting (vpb) voor de dochterbedrijven van bijvoorbeeld Ahold of AkzoNobel in de VS daalt van 35% naar 21%. Dat maakt investeren in de VS aantrekkelijker. Net als Amerikaanse bedrijven doen buitenlandse multinationals er dan wel verstandig aan diensten en licenties die hun dochters nu nog van buiten de VS betrekken, over te hevelen naar de andere kant van de Atlantische Oceaan.
De belasting van 20% die Amerikaanse bedrijven zouden moeten gaan betalen op goederen en diensten die zij van buitenlandse zusterbedrijven betrekken, is geschrapt uit het wetsvoorstel. Europa protesteerde vorige week tegen deze heffing. Maar er is een andere maatregel voor in de plaats gekomen die moet zorgen dat bedrijven hun intellectueel eigendom in de VS aanhouden en concerndiensten daar vestigen, volgens belastingadviseur Dirk Stalenhoef van accountants-en adviesorganisatie EY.
Strafheffing
Amerikaanse multinationals zullen mede wegens deze ‘strafheffing’, zoals Stalenhoef de ingewikkelde belastingmaatregel noemt, op zoek gaan naar de optimale mix in waar zij wereldwijd winst maken en belasting betalen. Met een federaal tarief van 21% plus belastingen op het niveau van de staten en locale heffingen, zal het lot niet altijd op de VS vallen, zegt hij. ‘Ierland bijvoorbeeld, is met een vpb-tarief van 12,5% zeer concurrerend.’