Alfa moet 102.979,00 euro schadevergoeding betalen aan een melkveehouder die klant was bij het accountantskantoor, heeft de rechtbank Gelderland onlangs geoordeeld. Door een interne communicatiefout bij Alfa werd er niet op toegezien dat de aanvraag voor de MIA/Vamil-regeling 2011 tijdig werd gedaan, een subsidieregeling waarvoor de melkveehouder in aanmerking wilde komen. Alfa was daarvoor aansprakelijk, oordeelde de rechter bij tussenvonnis al in 2015. De hoogte van de schadevergoeding is echter nu pas vastgesteld.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2019:1123
Het oordeel over de aansprakelijkheid gold voor het geval dat de melkveehouder aan Alfa Accountants opdracht had gegeven hem te adviseren en te begeleiden in het MIA/Vamil-traject voor de bouw van een MDV-stal in 2011. Daarvoor kreeg hij vervolgens een bewijsopdracht mee. Bij tussenvonnis van 7 december 2016 oordeelde de rechtbank na bewijslevering dat de boer die opdracht inderdaad aan Alfa Accountants heeft gegeven. In dat tussenvonnis is verder na bewijslevering geoordeeld dat de melkveehouder in 2011 een investeringsbeslissing in de zin van artikel 3.43 lid 21 Wet IB 2001 heeft genomen, op grond waarvan het verweer van Alfa Accountants is verworpen dat de melkveehouder als gevolg van de tekortkoming geen schade heeft geleden omdat hij in 2011 niet had geïnvesteerd en dus hoe dan ook niet voor subsidie in aanmerking zou zijn gekomen. Ook werd in dat tussenvonnis geoordeeld dat de schade van de echtgenote van de melkveehouder voor vergoeding in aanmerking komt als zij haar vordering aan hem overdraagt, wat ze bij cessie-akte van 20 januari 2017 alsnog heeft gedaan.
Schade
In het tussenvonnis van 7 december 2016 werd verder geoordeeld dat het debat over de schade van de boer zich beperkt tot de vraag of de aanschaf van een melkmachine in de schadeberekening kan worden betrokken en of de benadering van Flynth (de adviseur van de melkveehouder die op zijn verzoek de schade heeft begroot) of die van Alfa Accountants de juiste is om de schade te berekenen. Flynth kwam tot een schadebedrag van 154.020 euro, Alfa tot maximaal 58.701 euro. Om de schade te kunnen begroten achtte de rechtbank een deskundigenbericht noodzakelijk. Bij vonnis van 20 september 2017 werd daarom mr. ing. B. van den Kerkhof, werkzaam bij ABAB in Tilburg, als deskundige benoemd. Van den Kerkhof voegde als bijlage bij zijn schaderapport een overzicht toe met het opschrift ‘Schadeberekening als gevolg van het niet vrijwillig kunnen afschrijven rekening houdend met een afname van de WOZ-waarde vanaf 2013’. Dat overzicht komt uit op bedragen van € 67.496 in de kolom ‘belastingbesparing’ en € 53.201 in de kolom ‘CW belasting’. De melkveehouder vond het rapport ‘evident onvolledig en gebrekkig gemotiveerd’. Alfa kon zich in algemene zin vinden in de beoordelingen en becijferingen van de deskundige.
In het rapport staat onder andere:
- Is de beslissing om te investeren in een melktank een beslissing geweest die in de normale lijn der verwachting lag en daardoor ook te betrekken [is] in de schadeberekening in de onder 2.4 bedoelde zin?
Het antwoord op de vraag of een investering in een melkkoeltank in de normale lijn der verwachting ligt indien een ondernemer een investering in een nieuwe ligboxenstal doet, is positief te beantwoorden. (…)
- Op welk bedrag begroot u de schade van [naam eiser] en zijn echtgenote ten gevolge van het niet tijdig in 2012 indienen van een aanvraag van de MIA/Vamil-regeling 2011 met en zonder daarin de melktank te betrekken?
Bij de beantwoording van deze vraag heb ik de gegevens in de berekening van Flynth als uitgangspunt genomen. Hierbij de restrictie dat ik de WOZ-waarde van het gebouw exclusief de ondergrond als gevolg van de technische veroudering in 30 jaar laat afnemen tot 55% van de nieuwbouwwaarde. Daardoor neemt de bodemwaarde die op 50% van de WOZ-waarde van het gebouw inclusief mestputten wordt gesteld af van 50% van € 591.804 naar 50% van € 329.804 te weten € 164.704.
Hetgeen na 30 jaar resteert is de ondergrond met een WOZ-waarde van € 17.300 en een verouderde opstal van € 312.500. De afwaardering als gevolg van de veroudering van het gebouw bedraagt daardoor 2% per jaar. Deze afname van 2% per jaar baseer ik op de volgende argumenten.
– De bedrijfsgebouwen worden in fiscale zin in 20 jaar afgeschreven tot een restwaarde van nihil.
– De wettelijke bepaling van artikel 3.30a Wet IB 2001 beperkt de afschrijving tot 50% van de WOZ-waarde (bodemwaarde).
– Bij het bepalen van de WOZ-waarde wordt rekening gehouden met de technische veroudering van de bedrijfsgebouwen, de invloed van de beperkingen als gevolg van wet- en regelgeving en het marktsentiment. In het geval de melkveehouderij in het betreffende gebouw wordt voortgezet, zal er na 30 jaar een groot aantal ingrijpende aanpassingen moeten worden doorgevoerd. De waarde in het economisch verkeer van dergelijke opstallen kent daardoor in de praktijk historisch bezien een dalende tendens.
De technische veroudering verloopt langzamer, maar kan in dit kader niet worden genegeerd. De reden dat ik de gegevens van Flynth als uitgangspunt heb genomen rekening houdend met de door mij op basis van de praktijk aangenomen afname van de WOZ-waarde, is gelegen in het feit dat de gegevens in de berekening van Flynth aansluiten bij hetgeen er binnen de melkveehouderij gemiddeld aan belastingdruk geldt. Voorts heb ik vastgesteld dat in de berekening van Flynth de schade als gevolg van de gemiste MIA is bepaald op de werkelijke gegevens.
Verliezen kunnen door natuurlijke personen zoals in het onderhavige geval middels carry-back met de drie voorgaande jaren worden verrekend en middels carry-forward met de negen komende jaren. Uit de berekening van Flynth volgt dat in het geval in 2011 een beroep op de MIA was gedaan, in 2014 alle verliezen als gevolg van deze aftrek middels carry-back en carry-forward zouden zijn verrekend.
Voorts heb ik geconstateerd dat bij de berekening van de schade de investeringen in de melkkoeltank en melkinstallatie door Flynth niet in de schadeberekening zijn meegenomen.
In de schadeberekening opgemaakt door Flynth wordt voor de vaststelling van de MIA als uitgangspunt het maximum bedrag waarover MIA-Vamil kan worden toegepast genomen (zie productie 16). Gezien het feit dat het maximumbedrag, te weten 123 dierplaatsen × € 5.300 is € 651.900 ook zonder de melkkoeltank al is bereikt met de investering in de ligboxenstal en de melkinstallatie, kan ik niet anders dan concluderen dat de schade met betrekking tot de investering in de melkkoeltank en melkinstallatie nihil is, althans dat het toevoegen van het investeringsbedrag met betrekking tot de melkkoeltank en melkinstallatie niet tot een hogere aftrekpost leidt.
Daarnaast merk ik op dat de melkinstallatie c.q. melkkoeltank ná 2011 is aangeschaft (overeenkomst getekend). Onder die omstandigheid had er in ieder geval (binnen drie maanden na overeenkomst) een aparte melding gedaan moeten worden voor de MIA-Vamil. Echter in dat geval had ten aanzien van de verkrijging van de MIA-Vamil de ligboxenstal als geheel aan de eisen van de MDV met betrekking tot het jaar 2012 c.q. 2013 moeten voldoen.
Gezien het feit dat niet aan deze eisen is voldaan, kan voor wat betreft de melkkoeltank en melkinstallatie geen aanspraak op MIA-Vamil worden gemaakt. Ik concludeer dat ten aanzien van de melkkoeltank en de melkinstallatie op dit punt geen sprake kan zijn van een schade.
(…)
Ter zake van de schade die geleden wordt met betrekking tot het niet toe kunnen passen van de Vamil, heb ik als uitgangspunt genomen dat de WOZ-waarde jaarlijks met 2% afneemt ten opzichte van het voorgaande jaar. Bij de toepassing van de vrijwillige afschrijving kan worden afgeschreven tot restwaarde. Het aantal jaren dat er in werkelijkheid wordt afgeschreven is afhankelijk van de hoogte van het bedrijfsresultaat. In de praktijk loopt de vrijwillige afschrijving doorgaans gelijk met de normale afschrijving. Bij de normale afschrijving overeenkomstig artikel 3.30a kan echter niet verder worden afgeschreven dan tot de bodemwaarde.
Bij de daling van de bodemwaarde loopt de afschrijving echter verder door tot uiteindelijk de restwaarde. Dit maakt dat in de jaren nadat de Vamil volledig is benut, de normale afschrijving nog blijft doorlopen. Bij de berekening heb ik als uitgangspunt genomen dat de afschrijving tot 30 jaar na het jaar van investeren doorloopt.
De schade is berekend op de contante waarde van een bedrag van € 53.201 (zie bijlage). Bij de berekening is een rentepercentage van 2% gehanteerd.
Door de gemiddelde belastingdruk als uitgangspunt te nemen, is de optimalisatie van de vrijwillige afschrijving in de berekening verdisconteerd.
- Heeft u nog overige opmerkingen die voor een goed begrip en de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Voor een goed begrip van de zaak is het van belang dat de vraag met betrekking tot de schade als gevolg van het niet toe kunnen passen van de vrijwillige afschrijving alleen exact te berekenen is indien alle bedrijfsresultaten over de totale afschrijvingsperiode bekend zijn. (…)
Oordeel
3.7. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. ‘Flynth heeft onder A schade berekend die [naam eiser] heeft geleden doordat hij de MIA-faciliteit niet heeft kunnen benutten over de jaren 2012 tot en met 2014. Voor zover de deskundige zich uitlaat over deze post, ziet hij geen aanleiding om af te wijken van de berekening van Flynth. Onder B heeft Flynth schade berekend over de jaren 2015 tot en met het jaar 2022 waarin de stal de bodemwaarde bereikt. Over deze post laat de deskundige zich niet uit. De deskundige begroot, zo te zien, alleen de toekomstige schade over de boekjaren 2024 (met gemiste belastingbesparing in 2025) tot en met 2032 (einde willekeurige afschrijvingstermijn) onder toepassing van een voordeelstoerekening over de resterende tien jaren van de normale afschrijvingstermijn vanwege de door hem aangenomen afname van de WOZ-waarde. Alfa Accountants heeft in haar conclusie na deskundigenbericht in verband met deze posten geen bezwaren naar voren gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de berekeningen van Flynth onderbouwde en aannemelijke schattingen inhouden van deze schadeposten over de jaren 2012 tot en met 2022. Deze posten zullen daarom worden toegewezen overeenkomstig de berekening van Flynth, met correctie van een kennelijke rekenfout in post A, die niet € 38.119,00 bedraagt maar € 35.547,00 (zie bijlage 1. 1.3. bij het rapport van Flynth, daar weergegeven als ‘Schade 1’). Het in verband met deze posten toe te wijzen bedrag komt daarmee in totaal op € 49.778,00 (€ 35.547,00 + € 3.659,00 + € 2.572,00 + € 8.000,00).’
Partijen hebben hun conclusies na deskundigenbericht tegelijk genomen en Alfa Accountants heeft niet gereageerd op het nadere rapport van Flynth. Alfa Accountants meent dat in het vonnis uitgegaan zal moeten worden van € 53.201,00, al is dat in verband met de aanhoudende verliezen bij [naam eiser] vermoedelijk voor hem te gunstig.
3.10. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. ‘De deskundige heeft zich bij de begroting van schadepost C niet gebaseerd op ongemotiveerde aannames, maar op uitgangspunten die hij in zijn antwoord op vraag 2 heeft beargumenteerd. In het bijzonder wijst hij erop dat hij bij het bepalen van de WOZ-waarde rekening heeft gehouden met de technische veroudering van de bedrijfsgebouwen, de invloed van de beperkingen als gevolg van wet- en regelgeving en het marktsentiment. Deze onderbouwing is afdoende. Hetgeen Alfa Accountants (dan wel Flynth) ertegen heeft ingebracht, doet daaraan geen afbreuk. Aan de vragen die Flynth in haar reactie opwerpt, verbindt [naam eiser] geen concrete gevolgen, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De begroting door de deskundige van schadepost C houdt naar het oordeel van de rechtbank een aannemelijke schatting in van dit onderdeel van de schade. Het door de deskundige voor deze schadepost begrote bedrag van € 53.201,00 zal daarom worden toegewezen.’
Aldus zal een schadevergoeding worden toegewezen van € 102.979,00, namelijk € 49.778,00 (3.7) + € 53.201,00 (3.10), spreekt de rechtbank uit.