Hulp bij het invullen van de IB-aangifte door een medewerker van de Belastingdienst wekt geen in rechte te honoreren vertrouwen op dat de definitieve aanslag conform de ingediende aangifte wordt opgelegd. Dat heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitgesproken in een onlangs gepubliceerde zaak die door de erven was aangespannen over de aanslag IB/PVV 2014 van een erflater.
De erflater kreeg in 2014 een inkomen uit vroegere dienstbetrekking van € 18.065 van het UWV. Op de uitkering werd € 4.897 aan loonheffing ingehouden. De erven maakten bij het indienen van de aangifte IB/PVV 2014 gebruik van de hulp-bij-aangifte van de Belastingdienst. Daarbij werd de UWV-uitkering als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking aangegeven en is vermeld dat daarop een bedrag van € 8.178 aan loonheffing is ingehouden. Er is geen bedrag aan arbeidskorting in de aangifte vermeld. De voorlopige aanslag IB/PVV 2014 werd overeenkomstig de ingediende aangifte opgelegd met dien verstande dat, in afwijking van de aangifte, een arbeidskorting van € 1.875 in aanmerking is genomen. De voorlopige aanslag resulteerde in een terug te ontvangen bedrag van € 5.608. Bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2014 is de uitkering van het UWV alsnog als inkomen uit vroegere dienstbetrekking aangemerkt. Als gevolg daarvan bestond geen recht (meer) op arbeidskorting. Verder is het bedrag aan ingehouden loonheffing gewijzigd naar € 4.897. De aanslag IB/PVV 2014 resulteerde in een te betalen bedrag (inclusief € 269 belastingrente) van € 5.425.
Bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant was onder andere in geschil of de door de inspecteur gemaakte correcties op grond van het vertrouwensbeginsel achterwege dienen te blijven. De rechter oordeelt van niet, aangezien de erven bij de hulp-bij-aangifte voldoende geïnformeerd zijn over het feit dat de aangifte nog inhoudelijk zal worden beoordeeld. De erven hebben daarom aan de hulp-bij-aangifte niet het vertrouwen mogen ontlenen dat de definitieve aanslag conform de ingediende aangifte zou worden opgelegd.
Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bedrag van ingehouden loonheffing geen sprake van gerechtvaardigd vertrouwen. Ook als de aangifte volledig zou zijn ingevuld door een medewerker van de Belastingdienst, hetgeen de inspecteur ten aanzien van het bedrag aan loonheffing vanwege de verschillende handschriften op de aangifte betwist, hebben de erven zich naar het oordeel van de rechter niet voldoende vergewist van de juistheid en volledigheid van de door de medewerker voor de erven ingevulde aangifte voordat één van de erven deze ondertekende en daarmee de verantwoordelijkheid daarvoor aanvaardde. Naar het oordeel van de rechtbank was gelet op de grote afwijking van het bedrag aan ingehouden loonheffing bij het invullen van de aangifte sprake van een voor de erven kenbare fout en in dat geval konden ze er niet op vertrouwen dat de aangifte zou worden gevolgd. Dit is niet anders indien één van de erven naar hij stelt niet goed wist of de aangifte goed was ingevuld of niet en daarom juist hulp had gezocht bij de indiening daarvan, spreekt de rechtbank uit.