Staatssecretaris Snel gaat op Prinsjesdag wijzigingen voorstellen in de vennootschaps- en dividendbelasting. Daarmee moet misbruik verder worden ingedamd, mede naar aanleiding van recente uitspraken van het Europese Hof van Justitie in zaken rondom belastingontwijking.
‘De arresten lijken aanleiding te geven tot een verdere aanpassing in de bestaande vormgeving van de antimisbruikbepalingen in de vennootschaps- en dividendbelasting’, schrijft Snel in antwoord op Kamervragen. ‘Omdat niet is uit te sluiten dat in een situatie waarin is voldaan aan de substance-eisen – beoordeeld naar alle feiten en omstandigheden – toch sprake kan zijn van misbruik zoals uiteengezet in de arresten, zullen in het op Prinsjesdag in te dienen wetsvoorstel voor de introductie van een bronbelasting op rente- en royaltybetalingen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties ook wijzigingen in de vennootschaps- en dividendbelasting worden voorgesteld. Hierdoor zal de rol van de huidige substance-eisen per 1 januari 2020 wijzigen en zullen deze substance-eisen van belang worden bij de bewijslastverdeling.’
Overlap
Volgens de staatssecretaris zal met de wijzigingen ook in situaties waarin is voldaan aan de substance-eisen, de Belastingdienst misbruik kunnen aanpakken door aannemelijk te maken dat sprake is van misbruik. ‘Er is echter een overlap tussen de huidige substance-eisen en de aanwijzingen in de arresten van het HvJ EU.’ Snel denkt bijvoorbeeld aan de aanwijzingen die zien op de werkelijk gemaakte kosten, het personeel en de beschikking hebben over kantoorruimte. Die zorgen ervoor dat in misbruiksituaties al niet wordt voldaan aan de substance-eisen. ‘Op grond van het voorgaande acht ik het nog steeds goed verdedigbaar dat de huidige Nederlandse antimisbruikbepalingen op hoofdlijnen in overeenstemming zijn met de arresten van 26 februari 2019. Het is daarom niet de verwachting dat veel vaker met succes het standpunt kan worden ingenomen dat sprake is van misbruik.’
Duidelijkheid door jurisprudentie
Uitgesproken gevallen zullen aan de rechter worden voorgelegd. ‘Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan situaties waarin in zakelijke verhoudingen loonkosten van € 100.000 niet in verhouding staat tot de omvang van de door een tussenschakel ontvangen en betaalde dividenden, renten of royalty’s. Via nadere jurisprudentie, nationaal of internationaal, zal op dit punt verdere duidelijkheid moeten worden gecreëerd. Ik zie dan ook geen acute aanleiding om verdere maatregelen te nemen.’