Een flinke meevaller voor eigenaar Jean Gelissen van attractiepark Toverland bij Venlo. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft zich uitgesproken over een jarenlang slepende kwestie met de fiscus over het BTW-tarief dat van toepassing is op parkeerkaartjes bij het Limburgse pretpark.
Het Hof acht parkeren in dit geval geen doel op zich, maar alleen een middel om van de hoofdprestatie optimaal gebruik te kunnen maken. Het bieden van parkeergelegenheid tegen betaling is een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie (het toegang verlenen tot het attractiepark). In dat geval is het lage BTW-tarief van toepassing. Voorlopig heeft Gelissen nog maar weinig voordeel van de uitspraak, aangezien een woordvoerder van de fiscus aan de Telegraaf laat weten bij de Hoge Raad in cassatie te gaan tegen het arrest van het Hof.
In geschil was de vraag of het gelegenheid bieden tot parkeren en het verlenen van toegang tot het attractiepark één samengestelde dienst vormen. Subsidiair was de vraag of het bieden van gelegenheid tot parkeren voor de omzetbelasting een bijkomende dienst bij de hoofddienst, het verlenen van toegang tot het attractiepark, vormt. Het pretpark beantwoordde de vragen bevestigend, de inspecteur ontkennend.
De Hoge Raad heeft in een eerder arrest overwogen dat het gebruik maken van parkeergelegenheid voor een auto op de plaats van bestemming in beginsel een doel op zich vormt. Het Hof leidt uit de door de Hoge Raad gebruikte bewoordingen af dat het parkeren (bij een attractiepark) niet in alle gevallen een doel op zich is, maar dat de feiten en omstandigheden aanwijzingen kunnen opleveren dat het gebruik maken van parkeergelegenheid slechts een middel is om van de hoofdprestatie optimaal gebruik te kunnen maken. In dit geval is het parkeren van de auto naar het oordeel van het Hof uitsluitend gekoppeld aan de toegang van het park.
Het Hof is van oordeel dat deze koppeling wordt gevormd door het samenstel van de volgende omstandigheden:
̶ de ligging van het attractiepark buiten de bebouwde kom,
̶ de beperkte bereikbaarheid met andere vervoermiddelen dan de auto,
̶ bezoekers bezoeken het park hoofdzakelijkper auto,
̶ parkeren op het parkeerterrein van het attractiepark is zonder het bezoeken van het park niet toegestaan,
̶ parkeren in de directe omgeving is niet toegestaan,
̶ de dichtstbijzijnde parkeerplaats is gelegen op twee kilometer afstand,
̶ er zijn geen attracties of andere activiteiten in de buurt van het park waardoor het aantrekkelijk zou zijn voor een niet-bezoeker van het park om gebruik te maken van de parkeergelegenheid van belanghebbende.
Verlaagd BTW-tarief
Het Hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat, anders dan in enkele eerdere arresten van de Hoge Raad, het gebruik maken van de mogelijkheid tot parkeren in dit geval geen afzonderlijk belang heeft ten opzichte van de hoofdprestatie. Er is naar het oordeel van het Hof niemand die in deze omgeving aanleiding vindt om op dit parkeerterrein te parkeren zonder het attractiepark te bezoeken. De enige reden waarom het parkeerterrein wordt gebruikt, is om een bezoek te kunnen brengen aan het attractiepark en dat bezoek is ook de enige reden waarom bezoekers naar deze locatie komen. Parkeren is in dit geval geen doel op zich, maar alleen een middel om van de hoofdprestatie optimaal gebruik te kunnen maken. Hieraan doet niet af dat door het attractiepark een afzonderlijke vergoeding voor de nevenprestatie wordt berekend. Nu het parkeren van hun auto voor de klanten van het Limburgse park uitsluitend wordt gekoppeld aan de toegang tot het attractiepark, is het bieden van parkeergelegenheid tegen betaling gelet op het voorgaande een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie (het verlenen van toegang tot het attractiepark), zodat het verlaagde tarief van, voor dit jaar, 6% van toepassing is.
Hoge Raad
De fiscus gaat bij de Hoge Raad in cassatie. Vorig jaar won de Belastingdienst bij de Hoge Raad namelijk al een soortgelijke parkeerkaartjeszaak, aangespannen door Nationaal Park de Hoge Veluwe. Toen vond de Hoge Raad dat de gelegenheid tot parkeren buiten het natuurpark aangemerkt moet worden als een nevenprestatie, waarvoor een hoger BTW-tarief mag gelden. De Efteling ving in 2017 om vergelijkbare redenen bot bij de rechtbank Breda.
Het is de vraag of in navolging van Toverland ook andere pretparken met hun parkeerterreinen zaken zullen aanspannen tegen de fiscus. Belangenvereniging ’Club van Elf’, waarbinnen de grootste Nederlandse attractieparken samenwerken, laat via directeur Kees Klesman aan de Telegraaf weten dat niet alle leden eigen parkeerterreinen hebben en dat de situaties onderling sterk verschillen.
Bron: AV/Telegraaf