Een BV heeft met succes een beroep gedaan op een via een WOB-verzoek gepubliceerde passage uit een verslag van de Landelijke vakgroep Formeel recht en hoeft daardoor minder belastingrente te betalen. Het beleid om bij een voorlopige aanslag geen belastingrente te berekenen over de periode waarover de fiscus al over het geld beschikte is weliswaar niet opgenomen in het Besluit fiscaal bestuursrecht, maar op basis van de passage komt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden toch tot de conclusie dat sprake was van begunstigend beleid en dat de BV zich kan beroepen op het rechtens te beschermen vertrouwen dat jegens haar is gewekt.
Vennootschapsbelasting
De BV kreeg een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor 2015 opgelegd. Het bedrag werd voldaan, bij het opleggen van de voorlopige aanslag werd geen belastingrente in rekening gebracht. In de VPB-aangifte wordt per abuis het bedrag van de eerder opgelegde voorlopige aanslag aangegeven als ‘te verrekenen dividendbelasting’, dus als voorheffing. In de aangifte wordt dus geen rekening gehouden met de eerder opgelegde voorlopige aanslag, de BV krijgt daardoor meer belasting terug dan waarop het recht had. De inspecteur herstelt dit en rekent daarbij een flink bedrag aan belastingrente.
Belastingrente
Bij het Hof is vervolgens in geschil of de belastingrente – waarvan de hoogte in overeenstemming met de toepasselijke bepaling van artikel 30fc van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen is vastgesteld – terecht is vastgesteld. De BV stelt zich op het standpunt dat de weigering van de inspecteur om vermindering te verlenen in strijd is met door de staatssecretaris gevoerd beleid, en daarmee met het gelijkheidsbeginsel. Daarbij wordt een beroep gedaan op verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht, waarin wordt vermeld dat het kan voorkomen dat rente wordt berekend over een periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over het geld, dat de Belastingdienst dan geen rentenadeel heeft en dat het reëel zou zijn die rente op verzoek te verminderen. Vervolgens wordt vermeld dat daarover geen passage in het Besluit fiscaal bestuursrecht zal worden opgenomen en dat met een beroep op een redelijke wetstoepassing en in het licht van doel en strekking van de belastingrenteregeling uitgegaan kan worden van de lijn dat geen belastingrente berekend zal worden over de periode waarin het geld al bij de Belastingdienst is.
Begunstigend beleid door passage verslag
De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat de verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht interne stukken waren. Anders dan de inspecteur, is het Hof echter van oordeel dat deze passage uit het verslag niet moet worden gezien als louter een voorbereidend standpunt om te komen tot landelijk beleid, maar als begunstigend beleid in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht: ‘In die passage wordt immers een algemene regel – een ‘lijn’ – bepaald over de afweging van belangen bij het gebruik van de bevoegdheid van de inspecteur om belastingrente in rekening te brengen. Dat de in deze passage beschreven ‘lijn’ niet haar weerslag heeft gevonden in het Besluit fiscaal bestuursrecht, doet daaraan niet af.’
Gewekt vertrouwen
Het Hof komt tot de conclusie dat in de voor dit geval relevante periode sprake was van begunstigend beleid en dat de BV zich kan beroepen op het rechtens te beschermen vertrouwen dat jegens haar is gewekt. Zij mag op toepassing van dit beleid blijven rekenen totdat het uitdrukkelijk is ingetrokken of gewijzigd, hetgeen in het algemeen niet met terugwerkende kracht kan geschieden. Op grond daarvan dient de belastingrente te worden beperkt met de rente over de periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over het betaalde bedrag, spreekt het Hof uit.
Bron: Taxence