De Belastingdienst is onlangs teruggefloten door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over informatiebeschikkingen die het aan een dga had gegeven van een bedrijvengroep die zich bezighoudt met fiscale en juridische dienstverlening. De inspecteur vroeg naar stukken waarvan bij hem niet bekend was of ze bestaan en daarom is sprake van een (ongeoorloofde) fishing expedition.
Als onderdeel van een boekenonderzoek vroeg de belastingdienst veel informatie op bij de dga. Die stelde echter geen verdere medewerking aan het boekenonderzoek te verlenen, zolang niet vooraf een garantie zou worden gegeven dat de verstrekte informatie niet voor eventuele strafmaatregelen zou worden gebruikt. De fiscus gaf die garantie echter niet en legde verschillende informatiebeschikkingen op.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:7321
Informatie van belang voor belastingheffing?
De dga procedeert daartegen. Bij het hof brengt hij een flink aantal bezwaren in, waarbij onder andere aan de orde komt of de gevraagde informatie (over de aankoop van twee panden) van belang is voor de belastingheffing. De dga stelt zich, onder verwijzing naar HR 24 april 2015, nr. 14/02422, ECLI:NL:HR:2015:1117, op het standpunt dat sprake is van een fishing expedition, omdat de inspecteur zijn verzoek om de in de informatiebeschikkingen gevraagde gegevens onvoldoende heeft onderbouwd. Er bestaan volgens de dga geen concrete aanknopingspunten voor het vermoeden dat hij niet aan zijn fiscale verplichtingen heeft voldaan, zodat alle door de inspecteur gestelde vragen als onderdeel van een fishing expedition moeten worden gekenmerkt.
Stukken waarvan niet bekend is of ze bestaan
Het Hof geeft de dga daarin gelijk. Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur met de door hem gegeven toelichting niet aannemelijk gemaakt dat de vragen kunnen worden gehandhaafd, mede omdat hij onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke nadere informatie hij van de dga verlangt omtrent de aan- en verkoop van de woningen en waarvoor hij die informatie wenst te gebruiken. De inspecteur heeft verklaard te beschikken over bescheiden met betrekking tot de desbetreffende aan- en verkoop, maar niet te kunnen vaststellen of dat alle bescheiden zijn. De inspecteur vraagt dus om de overlegging van in algemene termen aangeduide bescheiden, waarvan niet bekend is of ze bestaan.
Te weinig concreet
De toelichting dat hij ‘de fiscale positie van belanghebbende’ wenst te beoordelen en ‘de wijze waarop de woningen zijn gefinancierd’ acht het Hof te weinig concreet. De opvatting van de inspecteur dat informatie moet worden verstrekt als niet valt uit te sluiten dat er een heffingsbelang is, vindt geen steun in het recht. Daarvoor is nodig dat de inspecteur zich, gelet op de hem ter beschikking staande gegevens, in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat de door hem gevraagde gegevens, inlichtingen, boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers van belang kunnen zijn voor de belastingheffing ten aanzien van de dga.
In het algemeen kunnen aan- en verkoopbescheiden van onroerende zaken door de belastingplichtige van belang zijn voor de belastingheffing. Maar in dit geval beschikt de Inspecteur al over bescheiden, heeft hij niet aangegeven welke bescheiden hij nog mist, heeft hij zelfs niet gesteld dat er nog meer bescheiden zijn en ook niet aangegeven waarom die mogelijke ontbrekende bescheiden van belang kunnen zijn voor de heffing van inkomstenbelasting. De conclusie luidt dat de vragen naar de stukken behorend bij de onroerend goed-aankopen in de informatiebeschikkingen niet kunnen worden gehandhaafd, zodat de informatiebeschikkingen over de jaren 2009 en 2010 in het geheel niet in stand kunnen blijven.
Ook interessant voor u! Cursus Formeel belastingrecht op 3 oktober a.s. door mr Pieter Kok.