Een belasting op industriële luchtvervuiling (zoals fijnstof) is praktisch uitvoerbaar en kan ervoor zorgen dat de vervuilende uitstoot grotendeels verdwijnt. De maatschappelijke schade door luchtvervuiling, voor een groot deel gezondheidsschade, is hoger dan de kosten voor de industrie om deze terug te dringen. Dat staat in het dinsdag gepubliceerde onderzoek ‘Een belasting op luchtvervuiling in de Nederlandse industrie’ van het Centraal Planbureau (CPB), dat kijkt naar de sectoren staal, basisplastics (ethyleen) en kunstmest.
Verkennende analyses voor de industriële productie van ijzer en staal, ethyleen en kunstmest laten zien dat CO2-reductiemaatregelen de uitstoot van luchtvervuilende stoffen op lange termijn zullen verminderen met tientallen procenten, afhankelijk van de soort emissie en de sector. Maar een gerichte belasting werkt sneller en sterker dan CO2-reductiemaatregelen die pas op de langere termijn worden ingevoerd en niet alle vermijdbare emissies van luchtvervuilende stoffen wegnemen. Een belasting ter hoogte van de maatschappelijke schade van emissies maakt het invoeren van bestaande technologieën, zoals filters, voordelig voor bedrijven. Het is namelijk goedkoper om een filter te gebruiken om de emissies tegen te houden, dan om via de belasting voor die uitstoot te betalen. Bedrijven zouden deze technologieën nu al kunnen invoeren, maar de bestaande regelgeving verplicht ze hier niet toe.
Stijging productiekosten
Luchtvervuiling belasten leidt tot een stijging van de productiekosten in de Nederlandse industrie, met mogelijk een daling van de productie tot gevolg. De kostprijs van producten neemt toe door de kosten van schone technologie. De hoogte van de belasting is niet direct van invloed op de kostenstijging. Als alleen Nederland een belasting invoert, worden Nederlandse producten relatief duurder dan buitenlandse. De vraag naar Nederlandse producten zal daardoor afnemen. De berekende productiedaling ligt in 2050 op minder dan 1% voor ethyleen en rond de 4% voor kunstmest en ijzer & staal, maar deze berekende daling is onzeker. Volgens gevoeligheidsanalyses is deze daling in 2050 in geen van de sectoren groter dan 12%. Sectorale productiedalingen leiden op lange termijn niet tot een lagere werkgelegenheid in Nederland als geheel, maar brengen wel transitiekosten met zich mee in de periode van aanpassing van de economie.
Praktisch gezien mogelijk
Het is praktisch gezien mogelijk om op korte termijn een belasting op luchtvervuiling in de Nederlandse industrie in te voeren, constateert het CPB. De benodigde gegevens zijn beschikbaar: de emissies van NOx (stikstofoxiden), SO2 (zwaveldioxide) en fijnstof uit de Emissieregistratie voor veel (industriële) bedrijven en een berekening van de maatschappelijke kosten van de emissies uit het Handboek Milieuprijzen (De Bruyn e.a., 2017). Nederland kan bovendien zelfstandig beslissen over zo’n belasting.
Sectoren
Een belangrijke vraag is in welke sectoren van de economie een belasting op vervuiling zou moeten gelden, als deze daadwerkelijk wordt ingevoerd. Het CPB heeft nu het effect van een concrete belasting onderzocht voor drie sectoren van de industrie, maar er zijn andere (grote) uitstoters zoals landbouw en verkeer. Om de luchtvervuiling kosteneffectief te verminderen geldt idealiter beprijzing in de hele economie, stelt het CPB. Beantwoording van die vraag vergt verder onderzoek, zowel naar de bestaande beprijzing in andere sectoren als naar de effecten en praktische uitvoerbaarheid.
Bron: CPB