Het kabinet houdt vast aan het besluit om de belastingrente vanaf 1 oktober 2020 weer te laten herleven. Dat antwoord staatssecretaris Vijlbrief van Financiën op Kamervragen van Kamerlid Lodders. De D66’er vindt niet dat er daardoor in sommige situaties rechtsongelijkheid ontstaat. Belastingrente vormt bovendien een belangrijke prikkel voor belastingplichtigen om op tijd en juist aangifte te doen of om (tijdig) om een voorlopige aanslag te verzoeken, schrijft Vijlbrief. Het kabinet acht het wenselijk dat deze prikkel herleeft.
Vanwege de coronacrisis verlaagde het kabinet de invorderingsrente dit voorjaar van 4% naar 0,01%. Ook de belastingrente (normaal 8%) werd op 0,01% gezet. Op Prinsjesdag werd bekend dat de invorderingsrente tot 31 december 2021 zo laag blijft. De belastingrente gaat per 1 oktober 2020 echter naar 4%.
Vragen Lodders
VVD’er Lodders vroeg aan Vijlbrief of hij bekend is met het effect ‘dat met deze maatregel voor een ondernemer die eerder dit jaar een voorlopige aanslag heeft ontvangen en uitstel van betaling heeft gevraagd en gekregen (voor de duur van het uitstel) van een (invorderings)rente van 0,01% geniet terwijl een ondernemer die nog geen (juiste) voorlopige aanslag heeft ontvangen vanaf 1 oktober 2020 een (belasting)rente van 4% verschuldigd wordt?’ Lodders wilde weten of de staatssecretaris de mening deelt dat deze situaties, economisch gezien, vergelijkbaar zijn en vroeg hem of het effect van deze maatregel kan leiden tot rechtsongelijkheid. Vijlbrief antwoord daarop:
‘Met de beschreven effecten ben ik bekend. Ook deel ik de mening dat de situaties economisch gezien vergelijkbaar kunnen zijn. In beide gevallen is sprake van een belastingschuld waarover rente is verschuldigd, in het ene geval is dat belastingrente en in het andere geval invorderingsrente. Fiscaal-juridisch zijn de situaties echter niet vergelijkbaar; in het ene geval is sprake van een vastgestelde belastingaanslag die te laat wordt betaald terwijl in het andere geval sprake is van een nog niet vastgestelde aanslag. Van rechtsongelijkheid is daarom geen sprake. Ik licht dit graag toe. Zoals gezegd gelden voor de belastingrente en invorderingsrente vanaf 1 oktober 2020 verschillende percentages. Dit komt omdat belasting- en invorderingsrente verschillende doelen dienen. Tot de tijdelijke verlaging van belastingrente is besloten om een tijdelijk voordeel te bewerkstelligen voor alle ondernemers bij wie belastingrente in rekening wordt gebracht over eerdere belastingjaren (bijvoorbeeld 2018 of 2019). Belastingrente vormt echter een belangrijke prikkel voor belastingplichtigen om op tijd en juist aangifte te doen of om (tijdig) om een voorlopige aanslag te verzoeken. Dat dit gebeurt, is van belang voor een goede en tijdige belastingheffing. Het kabinet acht het wenselijk dat deze prikkel herleeft. Daarbij is ook van belang dat de tijdelijke verlaging van de belastingrente een generieke maatregel is geweest waarvan alle ondernemers (en particulieren) bij wie tussen 1 juni of 1 juli 2020 en 1 oktober 2020 belastingrente in rekening wordt gebracht, kunnen profiteren. Het is echter niet gezegd dat al deze ondernemers te lijden hebben onder de COVID-19-crisis. Anderzijds is het mogelijk dat bij ondernemers die wél worden geraakt door COVID-19 geen confrontatie met belastingrente plaatsvindt, waardoor zij ook niet profiteren van de tijdelijke verlaging. Om deze redenen houdt het kabinet vast aan het besluit om de belastingrente vanaf 1 oktober 2020 weer te laten herleven.
Invorderingsrente wordt in rekening gebracht op het moment dat de betaaltermijn van een belastingaanslag (die op dat moment dus per definitie al is vastgesteld) is verstreken. Hiermee dient invorderingsrente als prikkel voor belastingschuldigen om op tijd hun belastingschulden te betalen. Invorderingsrente heeft dus een ander doel dan belastingrente. De COVID-19- crisis heeft tot gevolg dat sommige bedrijven hard in hun economische positie zijn of worden geraakt, bijvoorbeeld door substantieel omzetverlies of zelfs (tijdelijke) sluiting, waardoor een gedeelte van de inkomsten is weggevallen (of zelfs alle inkomsten). Voor veel van die bedrijven is het daardoor tevens lastiger of onmogelijk geworden om belastingaanslagen te voldoen. Om deze bedrijven in acute nood te helpen is het beleid van uitstel van betaling van belastingschulden tijdelijk versoepeld, met daaraan gekoppeld een verlaagde invorderingsrente van 0,01%. Dat verlaagde rentepercentage maakt een beroep op het versoepelde uitstelbeleid laagdrempelig. Het voorgaande maakt dat de percentages van de belasting- en invorderingsrente vanaf 1 oktober 2020 zijn gaan verschillen.’
Zie ook: Waarom invorderingsrente nihil blijft en belastingrente niet