De Belastingdienst is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant teruggefloten over twee aanslagen IB/PVV die waren opgelegd aan een man die geen belastbaar inkomen had opgegeven, maar wel €54.000 cash bleek te hebben afgetikt voor de aanschaf van een auto.
De fiscus legde de man daarna aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 op. Daarin was resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen, gebaseerd op de aanschafprijs van de auto en de stelling van de fiscus dat de man inkomen moet hebben gehad om in zijn eerste levensbehoeftes te kunnen voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst echter door te wijzen op het enkele gegeven dat er in het jaar 2017 een auto is aangekocht, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man inkomen heeft genoten in de jaren 2015 en 2016 en dat voldaan is aan de vereisten om te kunnen spreken van een bron van inkomen. Het belastbaar inkomen in zowel de voorlopige aanslagen als in de definitieve aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 dient daarom te worden verminderd tot nihil, oordeelt de rechter.
Uitspraak: ECLI:NL:RBZWB:2021:1524
Bij een gezamenlijke controle van een gemeente en de Belastingdienst bij een autobedrijf in 2017 werd een auto aangetroffen die voor €54.000 contant bleek te zijn aangeschaft door de man. Voor de jaren 2015 en 2016 had hij echter geen belastbare inkomsten aangegeven. Op 5 juli 2017 werden vervolgens voorlopige aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 aan hem opgelegd. In beide aanslagen is een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen van € 75.000. Dit bedrag is opgebouwd uit de aanschafprijs van de auto van € 54.000 en een bedrag van € 21.000 gebaseerd op de stelling van de fiscus dat de man inkomen moet hebben gehad om in zijn eerste levensbehoeftes te kunnen voorzien. Bij uitspraken op bezwaar van 31 augustus 2018 is de fiscus gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de bezwaren van de man. Het resultaat uit overige werkzaamheden in de voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 is verminderd tot een bedrag van € 61.953 en het resultaat uit overige werkzaamheden in de voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 is verminderd tot een bedrag van € 62.658.
Vereisten om van belastbare bron van inkomen te kunnen spreken
Daar legde de man zich echter niet bij neer, hij spande een rechtszaak aan tegen de fiscus over de aanslagen. De rechtbank overweegt dat er drie vereisten zijn waaraan moet worden voldaan om te kunnen spreken van een belastbare bron van inkomen. De belastingplichtige moet deelnemen aan het economische verkeer (I), met die deelname moet de belastingplichtige geldelijk voordeel beogen (II) en dat voordeel moet naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs kunnen worden verwacht (III) De bewijslast hiervan ligt bij de fiscus.
Cashaankoop te mager bewijs
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst door te wijzen op het enkele gegeven dat er in het jaar 2017 een auto is aangekocht, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de man inkomen heeft genoten in de jaren 2015 en 2016 en dat voldaan is aan de vereisten om te kunnen spreken van een bron van inkomen. Voor zover er al sprake zou zijn van inkomen heeft de fiscus onvoldoende onderbouwd waarom deze inkomsten, die zijn afgeleid van de aankoop van een auto in 2017, (gedeeltelijk) aan de jaren 2015 en 2016 moeten worden toegerekend. De fiscus heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de man in de jaren 2015 en 2016 inkomen heeft genoten. Ook de stelling van de fiscus dat de man inkomen moet hebben gehad om in zijn eerste levensbehoefte te kunnen voorzien is daarvoor onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de man dit gemotiveerd heeft weersproken door te stellen dat hij door vrienden en familie werd geholpen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gegrond verklaard. Het belastbaar inkomen in zowel de voorlopige aanslagen als in de definitieve aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 dient te worden verminderd tot nihil, oordeelt de rechtbank.