Fiscalist Bram van der Sar pleit ervoor om alle afnemers van fiscale informatie geheimhouding op te leggen en belastingbetalers juist makkelijker toegang te geven tot hun gegevens.
Van der Sar verdedigt dinsdag aan de Universiteit Leiden zijn proefschrift over fiscale geheimhouding. ‘Het lijkt een heldere, stringente bepaling, maar toch zijn er terugkerende discussies over wie tot geheimhouding verplicht is en wat allemaal exact geheim zou moeten worden gehouden.’ De geheimhouding staat volgens hem al jaren onder druk door toenemende (internationale) gegevensuitwisseling als gevolg van een soms ongebreidelde drang om misbruik of oneigenlijk gebruik van overheidsregelingen, fraude, belastingontduiking of belastingontwijking aan te pakken.
Verschillen opheffen
In zijn proefschrift geeft Van der Sar antwoord op de vraag of de huidige fiscale geheimhoudingsbepaling nog aan de oorspronkelijke doelstellingen voldoet of dat aanpassingen wenselijk of noodzakelijk zijn. Hij concludeert onder meer dat als ambtenaren fiscale gegevens ontvangen voor niet-fiscale doeleinden zij worden aangemerkt als ‘onderworpen subject’ – oftewel onder de geheimhoudingsplicht vallend – maar andere (private) afnemers niet. ‘Daarom heb ik — om het bestaande verschil op te heffen — een voorstel gedaan om aan alle afnemers van fiscale informatie (bestuursorganen en private partijen) geheimhouding op te leggen.’
Meewerkbereidheid achterhaald
Een doelstelling van de huidige geheimhoudingsbepaling is de meewerkbereidheid. ‘De inspecteur heeft belang erbij om te voorkomen dat gegevens niet worden verstrekt uit vrees voor het gebruik van die gegevens voor andere doeleinden dan de uitvoering van de belastingwet. In het proefschrift heb ik beargumenteerd dat de huidige onderbouwing van de aloude, breed aanvaarde doelstelling van de meewerkbereidheid achterhaald is. Dat belastingplichtigen niet van het verstrekken van gegevens aan de inspecteur moeten worden weerhouden door de vrees dat die gegevens worden gebruikt voor andere doeleinden dan uitvoering van de belastingwet is, gezien de talloze uitzonderingen op de hoofdregel, immers al lang niet meer verdedigbaar.’ Dit leidt volgens de promovendus tot een gewijzigde onderbouwing van deze doelstelling.
Continu afwegen
De uitzonderingen en ontheffingen van de fiscale geheimhoudingsplicht vergen een continue, transparante belangenafweging, aldus Van der Sar. ‘Dit is naar mijn mening voor verbetering vatbaar. Ik heb vastgesteld dat de uitzondering van ‘enig wettelijk voorschrift’ kan blijven bestaan, maar ik heb voorgesteld om de ministeriële regeling te laten vervallen en de informatieverstrekking aan betrokkenen zelf vergaand te verruimen. Met betrekking tot de ontheffingen op grond van art. 67 lid 3 AWR kom ik tot de conclusie dat bij een zich repeterende casus geen sprake is van een incidenteel of onvoorzien geval waarvoor een ontheffing kan worden verleend.’