Minister Koolmees is onlangs in een Kamerbrief ingegaan op een nieuw in te voeren loonkostenvoordeel voor jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. In het pensioenakkoord is afgesproken dat werkgevers met het kabinet onderzoeken of voor het geheel aan instrumenten in de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl), waaronder het lage inkomensvoordeel (LIV), tot een effectievere invulling is te komen.
De minister van Sociale Zaken heeft met werkgevers afgesproken om het LIV om te vormen tot een loonkostenvoordeel specifiek gericht op jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt.
Jongeren met baan tot minimum(jeugd)loon
De bedoeling is dat werkgevers dit loonkostenvoordeel gaan ontvangen voor jongeren met een substantiële baan rondom het wettelijk minimum(jeugd)loon. De bestaande parameters van de minimumjeugdloonvoordeel (jeugd-LIV) en het LIV worden daarvoor gebruikt. Dit zijn het leeftijdscriterium, de urennorm en de uurloonnorm.
Tot 27 jaar – ≥1.248 uur per jaar
Het voorstel was om het loonkostenvoordeel te gaan verstrekken voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 27 jaar (leeftijdscriterium), die minstens 1.248 uur per kalenderjaar bij een werkgever werken (urennorm) en tussen 100 en 125 procent van het minimum(jeugd)loon verdienen (uurloonnorm). Het is de bedoeling dat voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar een getrapt (lager) urencriterium zal gaan gelden.
Onderzoek naar vormgeving en gerichtheid
Onderzoek is gedaan naar de doelgroep om zo de mogelijkheid open te houden om de parameters aan te passen om de gerichtheid te vergroten als blijkt dat de beoogde doelgroep onvoldoende wordt bereikt. Het onderzoek heeft gekeken naar de verschillende manieren waarop het aandeel (potentieel) kwetsbare jongeren dat wordt bereikt met het voorgestelde loonkostenvoordeel voor jongeren, verhoogd kan worden.
Parameters verhogen of verlagen
Het is mogelijk de gerichtheid te verhogen door aanpassingen in de vormgeving via het verhogen of verlagen van de parameters (leeftijd, urennorm, uurloonnorm), maar deze aanpassingen brengen ook nadelen met zich mee:
- Een verlaging van de urennorm (nu 1.248 uur per jaar) verhoogt het aandeel (potentieel) kwetsbare jongeren dat met het loonkostenvoordeel voor jongeren wordt bereikt. Een (te) grote verlaging leidt wel tot meer en kleinere banen die onder het loonkostenvoordeel jongeren zouden vallen.
- Een verlaging van de maximale leeftijd (voorgesteld 27 jaar) verhoogt het aandeel (potentieel) kwetsbare jongeren dat met het loonkostenvoordeel voor jongeren wordt bereikt, maar heeft als nadeel dat dit niet in lijn is met de definitie van ‘jongeren’ in de Participatiewet.
- Een aanpassing van de berekeningsperiode van jaarlijks naar maandelijks of driemaandelijks zorgt er slechts zeer beperkt voor dat meer jongeren met een (potentieel) kwetsbare arbeidsmarktpositie worden bereikt. Zo’n aanpassing is ook lastig uitvoerbaar voor UWV en Belastingdienst.
- Combinaties van voorgaande aanpassingen zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld het verlagen van de urennorm in combinatie met het verlagen van de uurloonnorm of het verlagen van de leeftijd in combinatie met het verlagen van de urennorm. Deze laatste combinatie heeft van deze twee het grootste effect op de gerichtheid.
Leeftijd naar 25, urennorm naar 1.000
Door de maximumleeftijd te verlagen van 27 jaar naar 25 jaar in combinatie met het verlagen van de urennorm van 1.248 uur naar 1.000 uur per kalenderjaar stijgt de gerichtheid met 7-procentpunt van 54 procent naar 61 procent. De verlaging van de leeftijd naar 25 jaar past binnen het beleid om jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt te ondersteunen. Ook met de voorgestelde verlaging van de urennorm worden werkgevers gestimuleerd om met het loonkostenvoordeel jongeren substantiële banen te realiseren voor (potentieel) kwetsbare jongeren. Met de verlaging van het urencriterium naar 1.000 uur per kalenderjaar (op weekbasis ongeveer 19 uur), is namelijk nog steeds sprake van substantiële banen rondom het wettelijk minimumloon.
Maximaal € 2.000 per jaar
De hoogte van het loonkostenvoordeel voor jongeren wordt bepaald aan de hand van de omvang van de doelgroep, die weer afhangt van de gekozen parameters. Op basis van de aangepaste parameters zou, met de huidige inzichten, het loonkostenvoordeel voor jongeren maximaal € 2.000 op jaarbasis (maximaal € 1,01 per verloond uur) bedragen. Het is de bedoeling dat voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar een getrapt lager maximumbedrag gaat gelden. De berekening van de omvang van de doelgroep en deze bedragen worden geactualiseerd bij de definitieve invoering van dit instrument.
Volgend kabinet beslist
Gezien de demissionaire status van het kabinet is het aan een volgend kabinet om een definitieve afweging te maken over de toekomstige vormgeving van het loonkostenvoordeel voor jongeren. Invoering van het loonkostenvoordeel voor jongeren vereist wetswijziging. Met het oog op de demissionaire status van het kabinet laat de minister de indiening van deze wetswijziging over aan het nieuwe kabinet.