
De Belastingdienst mag € 6.648,08 aan teveel betaald salaris terugvorderen van een behandelfunctionaris, heeft de kantonrechter geoordeeld. De man zou meer salaris krijgen zodra hij de postmaster fiscale accountancy had afgerond, maar zijn werkgever deelde hem daarbij per ongeluk in een te hoge salarisschaal in. Zijn salaris ging daardoor met een, voor zijn functie spectaculaire, sprong van 1000 euro bruto per maand omhoog. De ambtenaar hield daarover vervolgens zijn mond.
De Belastingdienst kwam pas ruim een jaar later achter de fout en besloot het teveel betaalde salaris van netto € 6.648,08 terug te vorderen. Dat pikte de man niet, die aan de kantonrechter vroeg om uit te spreken dat de Belastingdienst niet gerechtigd is het verondersteld ten onrechte genoten salaris terug te vorderen. De kantonrechter wijst die vordering echter af. De belastingambtenaar wist (of had in redelijkheid kunnen weten) dat de indeling van begin af aan een evidente fout was. Er was hem in een gesprek namelijk een andere salarisschaal met een lager salaris voorgehouden en daar heeft hij nooit tegen geprotesteerd.
Duale opleiding
De man was per 1 september 2016 aangesteld als ambtenaar bij de Belastingdienst. De aanstelling was tijdelijk voor de duur van het opleidingstraject fiscale accountancy bij het Centrum voor Kennis en Communicatie, een duale opleiding waarbij leren en werken elkaar afwisselen. Eind 2018 had de man zijn postmaster bijna afgerond. Zijn mentor schreef op een overdrachtsformulier voor de fiscus dat hij adviseerde om de man per 1 januari 2019 een beoordelingstijdvak aan te zeggen van drie maanden. ‘Indien hij op voldoende niveau functioneert kan hij vervolgens worden ingeschaald in F 6’, adviseerde de mentor. De student ondertekende het formulier voor akkoord.
Vaste aanstelling
Met ingang van 1 januari 2019 kreeg de man een vaste aanstelling in de functie behandelfunctionaris bij Grote Ondernemingen Zuid. Qua salaris werd hij ingeschaald in de groepsfunctie F, trede 0. Het salaris bedroeg met ingang van die datum € 2.631,28 bruto per maand bij een 36-urige werkweek. Op 2 juli 2019 had de ambtenaar een gesprek met zijn (toenmalige) leidinggevende. Daarin werd hem te kennen gegeven dat hij geschikt en bekwaam gevonden wordt om zelfstandig controlewerkzaamheden te verrichten en daarom met terugwerkende kracht per 1 mei 2019 benoemd zou worden in de hogere functieschaal F6. Onderaan het gespreksverslag staat dat zowel de medewerker als de manager hiermee akkoord zijn.
Verkeerde indeling
Ten tijde van het gesprek van 2 juli 2019 bedroeg het salaris van de man € 2.683,91 bruto per maand. In de salarisspecificatie van die maand staat vermeld dat hij is ingedeeld in salarisschaal F, trede 0. In augustus 2019 werd de afgesproken salarisverhoging verwerkt, maar daarbij werd een fout gemaakt. De Belastingdienst deelde de ambtenaar met ingang van 1 mei 2019 in salarisschaal 10, trede 6 in, in plaats van F6. De daaropvolgende salarisspecificaties die de man vanaf augustus 2019 ontvangt, maken melding van indeling in salarisschaal 10, trede 6, met een bijbehorend salaris van € 3.740,74 bruto.
Fout ontdekt
Op 6 november 2020 sprak de man met zijn leidinggevende en de O&P-adviseur. Tijdens dit gesprek werd aan de ambtenaar meegedeeld dat de leidinggevende een fout had gemaakt waardoor de man abusievelijk was benoemd in de te hoge individuele schaal 10, trede 6 en niet in de groepsfunctie F trede 6 en dat hij als gevolg daarvan teveel salaris ontvangt ten opzichte van de (destijds) aangekondigde benoeming. De Belastingdienst kondigde aan het teveel betaalde salaris van € 6.648,08 netto terug te willen vorderen, maar daar ging de man niet mee akkoord.
Kantonrechter: schaal F was aangewezen
De man stapte uiteindelijk naar de kantonrechter om de terugvordering aan te vechten. Die oordeelt echter dat de Belastingdienst voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor de functie van de man indeling in schaal F aangewezen was. De ambtenaar heeft in reactie daarop niet aangetoond dat hij uit enig (intern) document van de Belastingdienst heeft mogen afleiden dat hij destijds voor de betreffende functie-indeling mocht uitgaan van de juistheid van de indeling in salarisschaal 10. De man doet in dat verband tevergeefs een beroep op een vacature van de Belastingdienst die ziet op de functie registeraccountant in spé. De functie waarop de vacature ziet is namelijk een andere functie dan die waarin de man werkzaam is. Ook de tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stelling ‘dat volgens een beleidsafspraak een leidinggevende in alle gevallen een zorgvuldige afweging moet maken waarbij functioneren en praktijkervaring een belangrijke rol spelen om te bepalen of het functioneren van de medewerker in totaliteit de inschaling wettigt’, maakt niet dat de man er wel vanuit mocht gaan dat indeling in salarisschaal 10 correct was: het enkel bestaan van zo’n beleidsafspraak is onvoldoende om dit aan te nemen, zeker nu voorafgaand aan de definitieve inschaling in augustus 2019 er een tweetal gesprekken hebben plaatsgevonden waar expliciet gesproken is over schaal F6.
Reden om te twijfelen aan juistheid
Ook het aan de ambtenaar toegestuurde besluit over de salarisverhoging, waarop de verkeerde functie-indeling stond vermeld, had op zichzelf genomen voor de man al aanleiding moeten zijn om te twijfelen over de juistheid hiervan. Het betoog van de belastingambtenaar dat de individuele schalen 9, 10 en 11 ook vallen onder de schaal met de groepsfunctie F en dat hij daarom geen reden had om te twijfelen, wordt verworpen. Met hem was immers schaal F, trede 6 besproken en niet schaal 10 trede 6. Uit niets blijkt dat hij had mogen veronderstellen dat dit qua hoogte van het salaris geen verschil uitmaakte. De stelling dat schaal F trede 0 gelijk is aan schaal 10 trede 0, mag dan wel juist zijn, maar de ambtenaar mocht er niet zonder meer vanuit gaan dat de daaropvolgende treden ook gelijk zouden oplopen. Een onderscheid tussen schaal F en schaal 10 zou dan immers zinledig zijn. De ambtenaar stelt bij dagvaarding dat het verschil tussen schaal F en schaal 10 voor hem niet inzichtelijk was. Hij stelt in dat verband echter tevergeefs dat in de salaristabellen van de CAO Rijk alleen cijferschalen worden weergegeven. Partijen zijn het er namelijk over eens dat de groepsschalen (waaronder de groepsschaal F) alleen door de Belastingdienst gehanteerd worden en dus tabellen met die groepsschalen uiteraard geen onderdeel uitmaken van de cao Rijk. Dat de ambtenaar de tabel met deze groepsschalen destijds niet kon inzien op het Intranet van de Belastingdienst, acht de kantonrechter, in het licht van hetgeen de Belastingdienst hieromtrent naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk. En zelfs als hij die tabellen destijds niet kon inzien, dan had hij zich daarover in ieder geval dienen te informeren. Daarbij: op de salarisspecificaties staat een telefoonnummer vermeld waar medewerkers met vragen zich kunnen melden. De ambtenaar mocht er dan ook niet klakkeloos vanuit gaan dat indeling in schaal F trede 6 gelijk staat aan schaal 10 trede 6.
‘Niet opgevallen’ weinig geloofwaardig
De salarisspecificaties tot augustus 2019 maakten steeds melding van indeling in schaal F trede 0, zodat op basis van hetgeen met de ambtenaar in de twee gesprekken is besproken de salarisspecificaties met ingang van augustus 2019 schaal F trede 6 zouden moeten vermelden. Dat laatste was echter niet het geval, want de salarisspecificaties met ingang van die maand vermeldden schaal 10 trede 6. Het betoog van de man dat hem dit niet was opgevallen, komt op voorhand niet zeer geloofwaardig over. Juist op een moment dat het salaris, zoals was aangekondigd, wijzigt is het nauwelijks voorstelbaar dat de ambtenaar (die werkzaam is in een functie waarbij hij financiële gegevens controleert) de salarisspecificatie waarop die wijziging voor het eerst is doorgevoerd niet nader heeft bestudeerd. Echter zelfs als de stelling van de man wel juist zou zijn, dan nog laat dit onverlet dat hij dit wel had kunnen zien en dat van hem verlangd mocht worden dat hij de salarisspecificaties zelf controleerde op fouten, temeer in het licht van hetgeen hierna wordt overwogen.
Spectaculaire salarisstijging
Vast staat dat het salaris van de ambtenaar in juli 2019 op basis van schaal F trede 0 € 2.683,91 bruto per maand bedroeg en dat een maand later het salaris op basis van schaal 10 trede 6 € 3.740,74 bruto per maand bedroeg. Met andere woorden: van de ene op de andere maand is het salaris van de man met meer dan € 1.000,00 bruto gestegen. Een dergelijke salarisstijging is, zeker in verhouding met de hoogte van het salaris dat hij tot dusver ontving, zodanig spectaculair – het betreft hier immers een stijging van bijna 40 % – dat dit zonder meer aanleiding voor hem had moeten zijn om te twijfelen aan de juistheid van dit salaris in relatie tot hetgeen met hem reeds eerder was besproken.
Ambtenaar wist of had moeten weten van fout
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat de man wist, althans redelijkerwijs kon weten dat hij per 1 mei 2019 ingeschaald had moeten worden in de groepsfunctie F, trede 6, dat hij abusievelijk is ingedeeld in schaal 10 trede 6, dat het besluit van de Belastingdienst van augustus 2016 onjuist is en dat hij teveel salaris ontving.
Nu de man wist of in redelijkheid had kunnen weten dat het besluit van de Belastingdienst van augustus 2019 onjuist is, kan niet worden gezegd dat aan hem een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt. (zie ook: ECLI:NL:CRVB:2020:208). Dat voornoemd besluit in kracht van gewijsde is gegaan, maakt dit niet anders. Meegaan in het betoog van de man zou immers niet alleen betekenen dat zwijgen wetende (of in redelijkheid kunnen weten) dat het besluit foutief is, loont terwijl juist van een goed werknemer verwacht mag worden dat hij aan de bel trekt, maar ook dat een werkgever niet terug zou mogen komen op een besluit dat evident onjuist is.
De vordering van de man wordt dan ook afgewezen, de fiscus mag het geld van de kantonrechter terugvorderen.