Een belastingadviseur die voor derden opzettelijk onjuist aangiftes inkomstenbelasting deed en daarvoor aanvankelijk een gevangenisstraf van 14 maanden kreeg, wordt na een arrest van de Hoge Raad ontslagen van alle rechtsvervolging. De hoogste rechtsinstantie oordeelde in 2020 dat een belastingadviseur die namens een cliënt opzettelijk onjuiste of onvolledige belastingaangifte doet niet kan worden aangemerkt als degene die de frauduleuze aangifte heeft gedaan. De zaak werd daarna terugverwezen naar het hof, dat de man nu vrijuit laat gaan.
Celstraf
Het hof oordeelde op 1 februari 2019 dat de belastingadviseur in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 februari 2015 verschillende belastingaangiften voor derden onjuist had gedaan. Daarbij had hij opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende elektronische aangiften inkomstenbelasting een te hoog gefingeerd bedrag aan uitgaven voor specifieke zorgkosten opgegeven, met als doel dat te weinig belasting werd geheven. De belastingadviseur werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van voorarrest. Ook werd een computer verbeurd verklaard.
Hoge Raad
De belastingadviseur liet het daar niet bij zitten en stapte naar de Hoge Raad. Daar draaide het om de vraag of de man in zijn hoedanigheid van belastingadviseur kan worden aangemerkt als ‘degene die bij belastingwet voorziene aangifte heeft gedaan’ in de zin van art. 69.2 AWR. Het antwoord daarop is naar het oordeel van de Hoge Raad: nee. Daarbij werd verwezen naar een arrest van 28 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:121). Daaruit volgt dat een als aangifte ingediende gegevensdrager uitsluitend kan worden aangemerkt als een ‘bij de belastingwet voorziene aangifte’ als die aangifte is gedaan door degene op wiens belasting- of betalingsplicht die aangifte betrekking heeft, of door degene die uit hoofde van de art. 42 tot en met 44 AWR als vertegenwoordiger van de belasting- of betalingsplichtige kan optreden. De opvatting van het Hof dat ook buiten deze gevallen sprake kan zijn van het als pleger strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in art. 69, tweede lid, AWR is onjuist.
Andere strafrechtelijke mogelijkheden
Wel wees de Hoge Raad op andere mogelijkheden die er zijn om bij fraude betrokken belastingadviseurs strafrechtelijk aansprakelijk te stellen. Onder omstandigheden kan zulk handelen namelijk leiden tot een veroordeling wegens valsheid in geschrifte.
Onjuiste rechtsopvatting
De Hoge Raad kwam tot het eindoordeel dat de uitspraak van het Hof onjuist is. ‘Gelet hierop getuigt het oordeel van het hof dat de verdachte – die als belastingadviseur/consulent opzettelijk onjuist aangiftes inkomstenbelasting heeft gedaan ‘voor de in de bewezenverklaring genoemde belastingplichtige personen’ – kan worden aangemerkt als ‘degene die opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doet’ als bedoeld in artikel 69 lid 2 AWR, van een onjuiste rechtsopvatting.’
Terugverwijzing
De zaak werd daarop terugverwezen naar het hof Amsterdam. Dat oordeelde eerder dit jaar dat de belastingadviseur – gezien het arrest van de Hoge Raad – alsnog vrijuit gaat, blijkt uit de recent gepubliceerde uitspraak. Het hof overweegt dat de verdachte – die als belastingadviseur/-consulent opzettelijk onjuist aangiftes inkomstenbelasting heeft gedaan voor de in de bewezenverklaring genoemde belastingplichtige personen – niet kan worden aangemerkt als degene die opzettelijk een bij belastingwet voorziene aangifte onjuist doet, als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het bewezenverklaarde is derhalve niet kwalificeerbaar. Gelet hierop dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2022:2926
Hoge Raad: belastingadviseur niet als pleger belastingfraude aan te merken