Het lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt over 2022 (met terugwerkende kracht) en 2023 verhoogd. De Aof-premie voor kleine werkgevers wordt minder verlaagd.
Werkgevers worden hiermee gedeeltelijk tegemoet gekomen voor de hogere kosten als gevolg van de bijzondere verhoging van het minimumloon, ook omdat deze verhoging sneller wordt doorgevoerd dan bij het coalitieakkoord voorgenomen.
Nota van wijziging
Een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget verruimt tijdelijk het lage-inkomensvoordeel (LIV) als uitkomst van de gesprekken met sociale partners over de invulling van het pakket aan maatregelen voor het mkb, dat het kabinet in de Miljoenennota 2023 aankondigde.
Recht op LIV
Een werkgever heeft recht op het LIV voor werknemers met minimaal 1.248 verloonde uren bij die werkgever en met een gemiddeld uurloon tussen de in de wet genoemde absolute uurloongrenzen. Deze uurloongrenzen zijn gelijk aan respectievelijk 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML).
Deze relatieve uurloongrenzen zijn in de wet omgerekend naar een absolute onder- en bovengrens van het uurloon.
De hoogte van het LIV bedraagt € 0,49 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden met een maximum van € 960 per werknemer per kalenderjaar. Het LIV wordt
automatisch uitbetaald in het jaar volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking
heeft.
1 Incidentele verhoging
Het LIV wordt met de nota van wijziging op twee onderdelen gewijzigd. Het eerste onderdeel betreft een incidentele verhoging van de hoogte van de LIV-tegemoetkoming over 2022 en 2023 in verband met de bijzondere verhoging van het WML per 1 januari 2023.
Deze incidentele verhoging wordt uitbetaald in 2023 en 2024. Dit biedt steun aan werkgevers die werknemers met een inkomen tussen 100% en 125% WML in dienst hebben. Uitbetaling van het LIV in 2023 vergt aanpassing van het LIV over 2022 en daarmee een wetswijziging die met terugwerkende kracht moet worden ingevoerd. Deze nota van wijziging voorziet hierin.
2 Absolute bovengrens uurloon verlagen voor 2024
In het tweede onderdeel wordt een grondslag gecreëerd om bij ministeriële regeling de absolute bovengrens van het uurloon uit artikel 3.1 van de Wtl voor het kalenderjaar 2024 te verlagen.
Hiermee wordt de buitengewone verhoging van het wettelijk minimumloon per 2024 binnen de Wtl budgetneutraal opgevangen.
Vormgeving verhoging
De verhoging wordt vormgegeven door de vergoeding per verloond uur en het maximumbedrag van de vergoeding te verhogen over zowel 2022 als 2023.
De vergoeding per verloond uur wordt eenmalig met terugwerkende kracht over 2022 (uitbetaald in 2023) verhoogd van € 0,49 naar € 0,78 per verloond uur per werknemer.
De maximale vergoeding wordt eenmalig met terugwerkende kracht over 2022 (uitbetaald in 2023) verhoogd van € 960 naar € 1.520 per werknemer per kalenderjaar.
Over 2023 (uitbetaald in 2024) wordt het LIV verhoogd van € 0,49 naar € 0,63 per verloond uur.
De maximale vergoeding wordt over 2023 (uitbetaald in 2024) dan maximaal € 1.242 per werknemer per kalenderjaar.
De uitgaven aan het LIV nemen als gevolg van deze verhogingen over de jaren 2022 en 2023 respectievelijk toe met € 211 miljoen (budgettair effect 2023) en € 156 miljoen (budgettair effect 2024). Deze uitgaven zijn ingepast in het budget dat beschikbaar is voor lastenverlichting voor het MKB.
Wijziging bovengrens uurloon LIV
Deze nota van wijziging stelt voor om een grondslag te creëren om bij ministeriële regeling de absolute bovengrens te wijzigen. Het zal daarbij gaan om een verlaging. Hierdoor voldoen per 2024 weer ongeveer evenveel werknemers aan de voorwaarden van het LIV als in 2022 het geval was. De relatieve hoogte van de bovengrens van het uurloon komt dan uit op 116%.
De absolute bedragen van zowel de onder- als bovengrens van het uurloon kunnen pas worden bepaald, wanneer de verhoging van het WML per 1 januari 2024 bekend is. Daarom wordt voorgesteld om te regelen dat per ministeriële regeling de absolute bovengrens van het uurloon wordt verlaagd per
1 januari 2024.
Hiermee nemen de uitgaven aan het LIV over 2024 (uitbetaald in 2025) weer met naar schatting € 170 miljoen af.
Wet invoering minimumuurloon
Hiernaast speelt dat de invoering van het initiatiefwetsvoorstel invoering minimumuurloon is voorzien per 1 januari 2024. Dit voorstel voorziet in de invoering van een minimumuurloon en houdt eveneens een bijzondere verhoging van het WML in. Dit is omdat het minimumuurloon in dit wetsvoorstel is gebaseerd op een 36-urige werkweek, in plaats van een 40-urige werkweek zoals nu het geval is.
Verhoging absolute ondergrens
In dit wetsvoorstel is een verhoging van de absolute ondergrens van het uurloon opgenomen, zodat de ondergrens gelijk blijft aan 100% van het WML. De absolute bovengrens van het uurloon verandert niet naar aanleiding van dit wetsvoorstel, zodat de groep werknemers die aan de voorwaarden van het LIV voldoet als gevolg van dit voorstel gelijk blijft.
Als het minimumuurloon wordt ingevoerd en rekening houdend met de buitengewone verhoging van het WML, verlaagt de relatieve hoogte van de bovengrens daardoor naar 104% van het WML. Hiermee is in deze nota van wijziging rekening gehouden.