
Als een erfgenaam na het overlijden van een ondernemer het bedrijf voortzet zonder dat de activiteiten wezenlijk veranderen, dan bestaat er in beginsel recht op doorschuiving van de onderneming en eventueel geruisloos inbrengen in een bv.
Feiten
Een vrouw exploiteert vanaf 1965, samen met haar drie broers een agrarisch bedrijf, waarbij de activiteiten van het bedrijf bestaan uit akkerbouw en het houden van rundvee en varkens.
In 1971 treden twee broers uit de maatschap, hun andere broer en zus zetten het bedrijf voort. Deze broer en zus gaan daartoe in november 2009 een vof aan en vanaf 2013 bestaan de activiteiten alleen uit het telen van akkerbouwgewassen. Daarvoor is circa 25 hectare grond beschikbaar, waarvan het bedrijf jaarlijks ongeveer 23 hectare voor de teelt gebruikt.
De broer verricht samen met loonwerkers werkzaamheden op het land. De vrouw houdt zich in het bedrijf bezig met onder andere overleg, planning, berekenen van prijzen en het voeren van de administratie. Ook neemt zij verschillende ondernemersbeslissingen.
Vererving, doorschuiving en inbreng in een bv
De broer overlijdt op 26 februari 2016, zijn zus is de enig erfgename. Daardoor erft zij ook het aandeel van haar broer in het bedrijf. In beginsel behaalt de broer stakingswinst door zijn overlijden, maar de vrouw doet een beroep op de doorschuiffaciliteit van artikel 3.62 van de Wet IB 2001. Zij zet de onderneming voort als eenmanszaak, om deze later in 2016 in te brengen in een bv. Zij wil hierbij deze inbreng geruisloos laten plaatsvinden.
De inspecteur betwist dat sprake is van een voortzetting van een onderneming. Hij is van mening dat tot aan het moment van overlijden van de broer sprake was van een onderneming, maar dat na zijn overlijden de onderneming is gestaakt omdat de zus onvoldoende arbeid heeft verricht bij de activiteit zoals zij die heeft gecontinueerd.
Hij vindt dat de vrouw aan normaal vermogensbeheer doet en weigert daarom de toepassing van de geruisloze doorschuiving en de geruisloze inbreng.
Bedrijfsactiviteiten niet wezenlijk veranderd
Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dat het voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een onderneming niet relevant is wie exact welke werkzaamheden binnen het bedrijf heeft verricht. Het gaat erom of er in het geheel bezien arbeid van voldoende omvang is verricht.
Dat tot het overlijden van de broer sprake was van een onderneming is niet in geschil. Volgens de rechtbank zijn de bedrijfsactiviteiten na het overlijden niet wezenlijk veranderd.
De vrouw is nog steeds ondernemersrisico blijven lopen. Ook heeft zij de onderneming voortgezet voor haar risico en rekening. Daarom is zij onderneemster. Aan de vraag of de activiteiten toch zijn te vergelijken met normaal vermogensbeheer, komt men dan niet meer toe. De inspecteur heeft daarom de toepassing van de faciliteiten ten onrechte geweigerd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2023:3077 en ECLI:NL:RBZWB:2023:3079