De Eerste Kamer heeft dinsdag ingestemd met zestien wetsvoorstellen die betrekking hebben op allerlei fiscale maatregelen die het demissionaire kabinet wil nemen per 1 januari 2024, waaronder het Belastingplan 2024. De Kamer verwierp de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit.
De wetsvoorstellen in het Pakket Belastingplan 2024 hebben onder meer betrekking op klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw, koopkrachtondersteuning en bedrijfsopvolging. Ook nam de senaat 15 moties aan over onder andere een tijdige indiening van belastingmaatregelen, een meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit, het toepassen van de inflatiecorrectie, verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en nultarief voor dranken zonder toegevoegde suiker, alternatieve voorstellen voor het hoger minimumloon en de 30%-regeling.
Toezegging aan VVD
Voorafgaand aan de stemming vond op verzoek van de VVD, BBB en JA21 een derde termijn van het debat plaats. Daarin diende senator Geerdink (VVD) een motie in die de regering verzoekt om zich maximaal in te spannen om bij de komende Voorjaarsnota met alternatieven te komen die een oplossing bieden voor de hiervoor genoemde regelingen die de economie niet schaden, die eenvoudig in wetgeving kan worden omgezet bij het Belastingplan 2025. Staatssecretaris Van Rij van Fiscaliteit en Belastingdienst zegde toe om alternatieve maatregelen te presenteren bij de Voorjaarsnota, waarbij het demissionaire rekening zal houden met de begrotingsregels, het ondernemingsklimaat en de uitvoerbaarheid. Daarop besloot senator Geerdink haar motie in te trekken.
Aangenomen moties
- De motie-Van Rooijen overweegt dat zorgvuldige en tijdige behandeling van belastingwetgeving alleen kan worden gegarandeerd wanneer het Belastingplan veel eerder wordt ingediend dan op Prinsjesdag; en verzoekt de regering daarom snel concrete stappen te zetten zodat hiermee met ingang van de komende begrotingscyclus een begin wordt gemaakt.
- De motie-Heijnen verzoekt de regering in 2024 een nadere analyse te maken van alle effecten van de tariefsverhogingen in box 2 en 3 en deze analyse te delen met de Kamer en verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 de uitkomsten van deze analyse mee te nemen en de tarieven box 2 en box 3 vast te stellen rekening houdende met deze uitkomsten waarbij het globale evenwicht tussen de DGA enerzijds en de IB-ondernemer anderzijds hersteld wordt en tevens rekening wordt gehouden met de ondernemersrisico’s van ondernemers.
- De motie-Heijnen verzoekt de regering een impactanalyse te doen van de afbouw van de vrijstellingen op: netcongestie; de bijdrage die WKK-installaties kunnen leveren aan de flexibilisering van het stroomnet; de reële alternatieven die industriële bedrijven hebben voor decarbonisatie vóór 2030; de impact op de CO2-emissies; de kosten voor de afnemers van industriële WKK’s (WKK = warmtekracht-koppeling) en deze analyse uiterlijk in het tweede kwartaal 2024 aan de Kamer te zenden.
- De motie-Heijnen verzoekt de regering om nader overleg te voeren met de metallurgische en mineralogische industrieën om zeker te stellen dat de gehanteerde uitgangspunten voor het afschaffen van de vrijstellingen juist zijn en dat deze analyse volledig en juist is; en verzoekt de regering om de voorgenomen analyse van naar voren te halen, de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie.
- De motie-Holterhues verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de koopkrachteffecten van de voorgestelde verhoging van het percentage van het vergelijkingsloon vanuit het perspectief van het netto-inkomen van kleine ondernemers met een bv of nv op de BES-eilanden bestaande uit een gebruikelijk loon en een winstuitkering en deze te toetsen aan het bestaansminimum.
- De motie-Martens spreekt uit dat het wenselijk is dat kabinetten werken met een meerjarige fiscale wetgevingsagenda voor de duur van voorgenomen hervormingen die de behandeling van wetsvoorstellen meerjarig spreidt, op basis waarvan de Kamer in gesprek kan met de bewindspersoon; en spreekt uit dat ook een moment in het voorjaar wordt benut om fiscale wetgeving te behandelen die in mindere mate samenhangt met de begrotingsbesluitvormig zoals traditioneel geldt voor het Belastingplan.
- De motie-Van Rooijen verzoekt het kabinet primair de vermogenswinstbelasting onderdeel te laten zijn van de belastinghervorming.
- De motie-Visseren verzoekt de regering de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2025 zodat ongewenste neveneffecten kunnen worden voorkomen.
- De motie-Visseren verzoekt de regering per 1 januari 2024 of zo spoedig mogelijk daarna een nultarief in deze verbruiksbelasting in te voeren voor dranken die geen toegevoegde suikers bevatten.
- De motie-Geerdink verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 met een alternatief dekkingsvoorstel voor het hogere minimumloon te komen, en de inkoopfaciliteit eigen aandelen te behouden.
- De motie-Geerink verzoekt de regering om de voorgenomen evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen, en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen die minder schadelijk uitpakt voor de economie. De staatssecretaris had de indiener gevraagd om de motie aan te houden.
- De motie-Geerdink verzoekt de regering onderzoek te doen naar de gevolgen van de invoering van de minimumbelasting voor het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium, en voorts met welke maatregelen Nederland uit de Europese achterhoede kan komen en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2024 te informeren.
- De motie-Schalk verzoekt de regering in de genoemde Bouwstenennotitie ook uitvoerbare maatregelen uit te werken, waarmee de kloof tussen een- en tweeverdieners wordt verkleind, en tevens maatregelen uit te werken waardoor de extreem hoge marginale druk (vooral bij een modaal inkomen) wordt verlaagd.
- De motie-Bakker-Klein verzoekt de regering om in samenspraak met de goede doelensector te zoeken naar alternatieve maatregelen, bijvoorbeeld leidend tot een betere handhaving van de huidige ANBl-regels (ANBI = Algemeen Nut Beogende Instellingen) casu quo proportionele aanscherping van die regels om het gevreesde ongewenst gedrag te voorkomen, waardoor de begrenzing van aftrek van periodieke giften van particulieren boven de 250.000 euro niet langer noodzakelijk is en de nadelige gevolgen voor de goede doelensector worden weggenomen.