De zogeheten Europese hoofdhuisbelasting voor internationaal opererende mkb-bedrijven lijkt voorlopig nog niet aan de orde, zo schrijft staatssecretaris Van Rij aan de Tweede Kamer. Hij deelt de zorgen van Kamerfracties over de nadelen die een eventuele richtlijn met zich meebrengt.
De Europese Commissie heeft een richtlijn voorgesteld die voor het mkb fiscale barrières moet wegnemen om in een andere lidstaat te ondernemen. In bepaalde gevallen zouden zij gebruik kunnen maken van één vennootschapsbelastingstelsel – oftewel het hoofdhuisregime. Om daarvan gebruik te maken moet er sprake zijn van een mkb-onderneming die inwoner voor belastingdoeleinden is van een lidstaat en die door middel van één of meerdere vaste inrichtingen opereert in andere lidstaten. Bij toepassing van het hoofdhuisregime hoeft een mkb-onderneming nog maar één aangifte vennootschapsbelasting te doen op grond van de vennootschapsbelastingregels van de
hoofdhuislidstaat. De aangifte bevat dan ook de resultaten van vaste inrichtingen in andere lidstaten.
Soevereiniteit niet ondermijnd
Nederland loopt nog niet bepaald warm voor het voorstel. Door de implementatie van het richtlijnvoorstel zou Nederland de belastingstelsels van andere lidstaten moeten accepteren, waardoor Nederlandse beleidskeuzes buiten werking worden gesteld en vice versa, zo vindt de PVV-fractie. Daarnaast zou het voorstel mogelijk de Nederlandse antimisbruikwetgeving teniet kunnen doen en zou de Nederlandse fiscale soevereiniteit worden ondermijnd. Dat laatste is volgens Van Rij niet aan de orde: ‘Nederland kan voor de eigen belastingplichtigen het vennootschapsbelastingstelsel blijven inrichten. Het kan voorkomen dat voor een beperkte groep buitenlands belastingplichtige mkb-ondernemingen, ondernemingen die via een zogeheten vaste inrichting in Nederland actief zijn en waarvan deze vaste inrichting in Nederland belastingplichtig is, geaccepteerd moet worden dat de belastinggrondslag van de vaste inrichting wordt bepaald aan de hand van het vennootschapsbelastingstelsel van de lidstaat waar het hoofdhuis is gevestigd.’
Exodus mkb niet voorzien
Het voorstel kan wel leiden tot een prikkel om het hoofdhuis te vestigen in een land met het meest gunstige belastingsysteem voor het soort onderneming. Maar het kabinet verwacht niet dat mkb-ondernemingen zullen vertrekken als gevolg van het voorstel. ‘De beschreven fiscale arbitragemogelijkheden zien voornamelijk in de mogelijkheid dat mkb-ondernemingen veranderen van binnenlands belastingplichtig naar de hiervoor beschreven buitenlandse belastingplicht om gebruik te kunnen maken van het hoofdhuisregime. Desalniettemin is het kabinet kritisch op mogelijke ongewenste gedragseffecten.’
Voorlopig vindt het kabinet het te vroeg om maatregelen te treffen om actief te ondernemen tegen eventuele negatieve gevolgen. ‘De onderhandelingen in Brussel zijn namelijk pas in de opstartende fase. Mocht er zicht komen op een akkoord, dan kan mogelijk bekeken worden of additionele maatregelen noodzakelijk zijn.’ In de onderhandelingen benadrukt Nederland dat er een concurrentievoordeel kan ontstaan voor internationaal georiënteerd mkb en dat het voorstel kan leiden tot fiscaal gedreven herstructureringen om gebruik te kunnen maken van het hoofdhuisregime.
Lastenverlichting 3 miljoen
Het kabinet gaat ervan uit dat het voorstel een lastenverlichting voor Nederlandse mkb-ondernemingen met een vaste inrichting in het buitenland van ongeveer 3 miljoen euro per jaar kan meebrengen. ‘Deze inschatting is een totaalbedrag van alle mkb-ondernemingen tezamen die een vaste inrichting in het buitenland hebben. Het daadwerkelijke bedrag is daarom waarschijnlijk lager omdat een groot deel van deze ondernemingen niet aan de vereisten van het hoofdhuisregime heeft voldaan.’
Gezien de bezwaren tegen het voorstel verwacht het kabinet niet dat er op korte termijn besluitvorming zal plaatsvinden in Europees verband.
Toezicht bemoeilijkt
Van Rij stipt nog aan dat het toezicht van de Belastingdienst op de in Nederland gevestigde vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen door het voorstel wordt bemoeilijkt vanwege het feit dat er geen aangifte vennootschapsbelasting in Nederland zal hoeven te worden gedaan voor een buitenlands belastingplichtige, als wordt geopteerd voor het hoofdhuisregime in het buitenland. ‘Het richtlijnvoorstel zal voor de Belastingdienst een toename in complexiteit betekenen. Dit is gezien de uitdagingen die de Belastingdienst heeft een niet-wenselijke ontwikkeling.’