Een man doet over het jaar 2013 aangifte naar een belastbaar inkomen in box 1 van € 8.668,- en een belastbaar inkomen in box 3 van € 90.035,-. Tot de bezittingen in box 3 behoren onder meer “Overige vorderingen en contant geld” tot een bedrag van € 485.000,- die in de aangifte niet verder wordt gespecificeerd. De man vermeldt geen aanmerkelijk belang inkomen in zijn aangifte. De vraag in de aangifte of hij een aanmerkelijk belang heeft beantwoord hij negatief.
Aanmerkelijk belang LTD in Gibraltar vastgesteld
Na een onherroepelijke uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden staat vast dat de man een aanmerkelijk belang heeft in een in 1998 opgerichte LTD in Gibraltar. Naar aanleiding van de hofuitspraak stelt een inspecteur vragen over onder meer de aangifte 2013. De inspecteur constateert dat in de Financial Statements over 2010 en 2011 een schuld is opgenomen aan de man als aandeelhouder. De inspecteur stelt ook vragen over de aangiften IB/PVV 2015 en 2016 waarop de man in 2018 een antwoord geeft.
De LTD is inmiddels in 2013 geliquideerd en de man heeft als gevolg daarvan een bedrag van € 385.000,- ontvangen. In 2019 kondigt de inspecteur aan een navorderingsaanslag IB/PVV 2013 op te leggen en het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang met € 371.965,- te corrigeren. Dit saldo is in augustus 2013 naar de privérekening van de man overgeboekt. In geschil is of de inspecteur de bevoegdheid had om de navorderingsaanslag op te leggen, maar meer nog of de inspecteur beschikte over een voor navordering vereist nieuw feit.
Vaststaat voor hof Arnhem-Leeuwarden dat de man in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 geen belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang heeft aangegeven. Naar het oordeel van het hof was het antwoord van de man van 2018 op vragen van de inspecteur over de aangiften IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 het eerste moment dat hij op de hoogte kon zijn van het feit dat de man in 2013 inkomsten uit een aanmerkelijk belang in de LTD had genoten. In dat antwoorde wordt immers voor het eerst melding gemaakt van het feit dat het saldo van de LTD is overgeboekt naar de privérekening van de man.
Het hof overweegt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag uit mag gaan van de juistheid van de gegevens die de man in zijn aangifte heeft vermeld. Hij hoeft niet per se nader onderzoek te doen. Dat moet hij wel doen als hij ‘aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen’.
Inspecteur heeft geen ambtelijk verzuim begaan
De man stelt dat de inspecteur ook een ambtelijk verzuim heeft begaan. Omdat de man in zijn aangifte IB/PVV 2013 geen belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang heeft aangegeven zou dan immers doorslaggevend kunnen zijn of de inspecteur een verdergaande onderzoekplicht had. Zodat het feit dat de man in het onderhavige jaar een aanmerkelijk belang in de LTD had en daaruit in dat jaar inkomsten heeft genoten de inspecteur redelijkerwijs bekend had kunnen zijn.
Het hof volgt de stelling van de man echter niet. De enkele omstandigheid dat een medewerker van de Belastingdienst mogelijk kennis genomen heeft van de liquidatie van de LTD in 2013 maakt dat niet anders. Daaruit blijkt nog niet dat die vennootschap uit hoofde van die liquidatie, dan wel daaraan voorafgaand, aan de man uitkeringen heeft gedaan.
Vermogenssprong geen aanleiding om juistheid aangifte te betwijfelen
Ook de stelling van de man dat de aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 voor de inspecteur aanleiding voor nader onderzoek zou moeten zijn, volgt het hof niet. De man stelde dat het vermogen in de aangifte IB/PVV 2014 aanzienlijk hoger was dan het vermogen in de aangifte IB/PVV 2013. Uit deze vermogenssprong had de inspecteur kunnen afleiden dat de man in het jaar 2013 inkomsten uit een aanmerkelijk belang heeft genoten. Hierdoor beschikt de inspecteur niet over een nieuw feit, aldus het argument van de man.
Het hof is het daar niet mee eens en oordeelt dat uit een vermogenssprong in 2014 niet de conclusie hoeft te worden getrokken dat de in de aangifte IB/PVV 2013 opgenomen gegevens onjuist zijn. Het ontbreken van een specificatie van de post ‘overige vorderingen en contant geld’ in de aangifte IB/PVV 2013 kan evenmin tot de conclusie leiden dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan. Door het ontbreken van een toelichting of specificatie ontstaat er op zich geen onderzoeksplicht.
Naar het oordeel van het hof mocht de inspecteur navorderen omdat hij beschikte over een nieuw feit. Het hoger beroep is daarom ongegrond.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2024:5931