
Dit besluit is volgens de Hoge Raad niet in strijd met het discriminatieverbod, omdat de aftrekregeling is bedoeld voor zorgkosten die voortkomen uit ziekte of invaliditeit.
Achtergrond van de zaak
Een mannelijke belastingplichtige en zijn partner namen in de Verenigde Staten deel aan een draagmoederschapsprogramma waarbij een ivf-behandeling werd uitgevoerd. De belastingplichtige wilde de gemaakte kosten aftrekken onder de regeling voor specifieke zorgkosten, maar de Belastingdienst weigerde dit, omdat er geen sprake was van een medische noodzaak wegens ziekte of verminderde vruchtbaarheid.
De belastingplichtige vond deze weigering discriminerend, aangezien heterostellen die na twaalf maanden onbeschermde seks niet zwanger zijn wél hun ivf-kosten mogen aftrekken, zelfs als er bij hen geen duidelijke medische aandoening is vastgesteld.
Oordeel van rechtbank, hof en Hoge Raad
De rechtbank oordeelde dat de wet inderdaad onderscheid maakt tussen homo- en heterostellen, maar vond dat het aan de wetgever is om hier iets aan te veranderen. Het stel ging hierna in hoger beroep. Het gerechtshof stelde vervolgens dat de aftrekregeling niet discrimineert op basis van sekse of seksuele oriëntatie, maar een onderscheid maakt tussen mensen met en zonder een medische aandoening.
De Hoge Raad bevestigt dit oordeel. Volgens de huidige medische inzichten wordt bij heterostellen die na een jaar niet zwanger raken, aangenomen dat er sprake is van verminderde vruchtbaarheid, wat dan als ziekte wordt gezien. Dit zou de aftrek van ivf-kosten rechtvaardigen. Bij homostellen geldt deze medische reden niet, waardoor zij als ‘gezonde’ belastingplichtigen worden beschouwd en niet in aanmerking komen voor aftrek.
Geen indirecte discriminatie
De Hoge Raad stelt verder vast dat er geen sprake is van indirecte discriminatie, omdat het criterium ‘ziekte of invaliditeit’ een objectieve en redelijke grondslag heeft. Dit betekent dat de aftrekregeling op een eerlijke en consistente manier wordt toegepast bij zowel hetero- als homostellen.
Wel merkt de Hoge Raad op dat als een homostel te maken heeft met verminderde vruchtbaarheid bij een van de partners, zij wél in aanmerking zouden komen voor aftrek, net zoals bij heterostellen. In dit specifieke geval was daar echter geen sprake van.
Conclusie
De Hoge Raad verklaart het beroep van de belastingplichtige ongegrond. De bestaande aftrekregeling voor zorgkosten blijft van kracht en geldt uitsluitend voor medische kosten die voortkomen uit ziekte of invaliditeit.