De zaak draaide om onbetaalde facturen die de adviseur in februari, april en mei 2024 had verstuurd aan een autobedrijf en diens bestuurder. Het betrof bedragen van € 5.233,01, € 5.462,42 en € 697,14. Volgens de adviseur had zij administratieve en ondersteunende werkzaamheden verricht op verzoek van de bestuurder, die tevens enig aandeelhouder en bestuurder is van het autobedrijf. Alle eerdere facturen waren zonder discussie betaald.
Het autobedrijf en de bestuurder weigerden de laatste facturen te voldoen. Zij stelden dat de adviseur haar werk niet naar behoren had uitgevoerd, onvoldoende stukken aanleverde en de indruk had gewekt dat zij accountantstaken kon verrichten. Ook voerden zij aan dat het overeengekomen uurtarief niet in verhouding stond tot de werkzaamheden.
Relatie
De adviseur en de bestuurder hadden van eind 2022 tot april 2024 een liefdesrelatie. Nadat de relatie op de klippen was gelopen, deed zich ook al snel een zakelijke breuk voor. In e-mails uit mei 2024 uitte de bestuurder onvrede over de kwaliteit van de administratieve werkzaamheden. Een advocaat stelde de vrouw in juni 2024 formeel in gebreke. Volgens het autobedrijf had zij nagelaten om de noodzakelijke stukken aan te leveren voor het opstellen van de jaarcijfers 2023 en 2024.
Fikse vordering
De adviseur vond echter dat zij goed had aangeven dat ze geen boekhouder was en onvoldoende capaciteit had om alle administratie te verwerken. De vrouw stapte naar de kantonrechter en vorderde betaling van in totaal € 11.577,38 (hoofdsommen plus incassokosten) van het autobedrijf, en € 801,71 van de bestuurder. Daarnaast eiste zij vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten. Zij voerde aan dat de werkzaamheden gebaseerd waren op een overeenkomst van opdracht, dat de facturen correct waren gespecificeerd en dat de gedaagden nooit eerder bezwaar hadden gemaakt tegen het uurtarief of de aard van de werkzaamheden.
Nog fiksere tegenvordering
Het autobedrijf en de bestuurder dienden een tegenvordering in van ruim € 14.700 exclusief btw. Zij stelden dat de overeenkomst door dwaling tot stand was gekomen, omdat zij er later achterkwamen dat de adviseur niet als accountant kon optreden. Ook meenden zij dat zij schade hadden geleden doordat zij een te hoog uurtarief hadden betaald voor werkzaamheden die in hun ogen slechts administratief van aard waren. Verder stelden zij dat de adviseur haar zorgplicht had geschonden, omdat zij de administratie onvolledig had verwerkt en geen eindproduct had geleverd.
‘Door liefde verblind’
De kantonrechter ging niet mee in de beschuldigingen van het autobedrijf. Volgens de rechtbank was voldoende aangetoond dat de werkzaamheden daadwerkelijk waren verricht en gespecificeerd in de facturen. Dat de bestuurder niet tevreden was met de uitkomst van het werk, betekende niet dat er geen betalingsverplichting bestond. De rechter oordeelde verder dat het uurtarief, dat al geruime tijd was geaccepteerd, niet ter discussie kon worden gesteld. Voorts waren geen afspraken gemaakt over het opleveren van een eindproduct, zodat het ontbreken daarvan geen reden was om betaling te weigeren.
Zorgplicht
Ook het beroep op dwaling hield geen stand. De rechtbank stelde vast dat de adviseur nooit had gepretendeerd accountant te zijn en dat de bestuurder wist welke werkzaamheden zij wel en niet kon verrichten. Dat de bestuurder verklaarde “door liefde verblind” te zijn geweest, viel volgens de rechter niet onder juridische dwaling. Ook het beroep op schending van de zorgplicht faalde. De rechter benadrukte dat de adviseur niet specifiek voor accountantswerkzaamheden was ingehuurd en dat de gedaagden onvoldoende bewijsstukken hadden aangeleverd om hun stellingen te onderbouwen.
Het autobedrijf moet ruim € 11.500 betalen, vermeerderd met rente en incassokosten. De bestuurder is afzonderlijk veroordeeld tot betaling van ruim € 800. Daarnaast moeten beide gedaagden de proceskosten van in totaal bijna € 2.000 vergoeden.
Lees hier de uitspraak.
