Peters stelt dat in de inaugurele rede waarmee hij vrijdag 3 oktober zijn leerstoel aanvaardt aan de Universiteit van Tilburg. In een tijd van zorgen over de democratie is het van groot belang om juist ook werk te maken van een rechtvaardiger belastingstelsel, betoogt hij. Hij beschouwt dat als een belangrijke opdracht voor een nieuw te vormen kabinet.
Continu gesprek verbetert democratie
Het huidige belastingstelsel noemt hij veel te complex en overvraagd, “maar we zouden ook nadrukkelijker met elkaar in gesprek moeten over de verhouding tussen de belastingheffing van arbeid en kapitaal”. Burgers zouden volgens Peters continu met elkaar in gesprek moeten zijn over het belastingrecht. “Dat zou niet alleen de legitimiteit van het belastingrecht ten goede komen, maar uiteindelijk ook onze democratie.”
De hoogleraar ziet wel iets in de traditie van de overlegdemocratie, die nadruk legt op een gelijkwaardige participatie van burgers en een zorgvuldige uitwisseling van argumenten om tot kwalitatief goede besluitvorming te komen. “Juist het belastingrecht zou baat hebben bij meer burgerparticipatie.” Peters denkt aan experimentele belasting-burgerberaden met groepen van 100 tot 150 burgers die met elkaar in gesprek gaan om mee te denken over de belastingwetten. “Deze burgers kunnen worden geselecteerd via loting en vervolgens door experts op neutrale wijze voorgelicht over te bespreken thema’s. Dat zouden bijvoorbeeld de herziening van box 3 en de erfbelasting kunnen zijn.”
Andere invulling van grondslagen
De zogeheten deliberatieve democratie voor de belastingwetgeving leidt tot een andere invulling van belangrijke grondslagen van het belastingrecht, aldus Peters. Zo zal het legaliteitsbeginsel – belastingheffing moet altijd een grondslag hebben in een wet – een meer “communicatieve functie” krijgen wanneer het publiek debat tussen burgers nog meer centraal komt te staan. Ook het draagkrachtbeginsel zou wat Peters betreft een continu gespreksonderwerp moeten zijn: “Zo veronderstellen we nu te eenvoudig dat het inkomen van de belastingplichtige de beste manier zou zijn om het draagkrachtbeginsel te concretiseren.”
